Leesvaardigheid Frans

Leesvaardigheid
Tips & tricks
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid
Tips & tricks

Slide 1 - Diapositive

Vraagwoorden

Slide 2 - Carte mentale

Est-ce que

Qu'est-ce que

Qu'est-ce qui
Qui

Comment

Pourquoi

Combien de

Quand

Quel(les)



...

Wat

Wat 

Wie

Hoe

Waarom

Hoeveel

Wanneer

Welke

Waar

Slide 3 - Diapositive

Woorden raden
  • Ken je een gedeelte van het woord?
    vb. souligné = sous + ligne
    onder + lijn --> onderstreept
  • Lijkt het woord op een infinitief (hele werkwoord) dat je kent?
    vb. en marchant = marcher
    lopend --> lopen


Slide 4 - Diapositive

Woorden raden
  • Ken je het woord als een andere woordsoort?
    vb. le soleil brillant = le soleil brille
    brille = schijnt --> de stralende zon
  • Lijkt het woord op een andere taal?
    vb. une solution = lijkt op Engels
    solution --> oplossing

Slide 5 - Diapositive

trentaine
A
training
B
dertigtal
C
trend
D
transpiratie

Slide 6 - Quiz

illusion
A
plaatje
B
tekening
C
schijn
D
verdacht

Slide 7 - Quiz

copropriétaire
A
koper
B
mede-eigenaar
C
schoonmaakmiddel
D
bedrijf

Slide 8 - Quiz

changement
A
veranderen
B
zangstuk
C
verandering
D
zingend

Slide 9 - Quiz

Werkwoorden vertalen
  1.   Weet je zeker dat je met een werkwoord te maken hebt?
  2.   Is het belangrijk om het werkwoord te vertalen?
  3.   Kun je het infinitief van het werkwoord herleiden?
  4.   Kun je het infinitief in het woordenboek vinden?

Slide 10 - Diapositive

Wat zijn de uitgangen van de werkwoorden op -er?

Slide 11 - Question ouverte

w.w. in de tegenwoordige tijd

ww. op 'er' eindigen op:

  • e
  • es
  • ons
  • ez
  • ent
  • w.w. op 'ir' eindigen op:
  • is
  • it
  • issons
  • issez
  • issent

Slide 12 - Diapositive

wat zijn de uitgangen van de w.w. in de v.t.?

Slide 13 - Question ouverte

Werkwoorden in de verleden tijd

Eindigend op:

v.t.

  • ais
  • ait
  • ions
  • iez
  • aient


Voltooid deelwoord

  • é
  • u
  • i

Slide 14 - Diapositive

w.w. in de toekomende tijd

Eindigen op:

  • erai
  • eras
  • era
  • erons
  • erez
  • ont

Slide 15 - Diapositive

Welke tijd?
Il est installé au canapé.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 16 - Quiz

Welke tijd?
Cela sera intéressant.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 17 - Quiz

Welke tijd?
Nous allons avoir des clients.

A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 18 - Quiz

Welke tijd?
Il a rejoint ce team.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 19 - Quiz

Voorbeeld

Il donne

Il donnait

Il a donné

Il va donner

Il donnera

Il donnerait

Hij geeft

Hij gaf

Hij heeft gegeven

Hij gaat geven

Hij zal geven

Hij zou geven

Slide 20 - Diapositive

Qui est Mathieu Flamini?
A
l'entraîneur d'un club de foot
B
un footballeur

Slide 21 - Quiz

Où joue Mathieu Flamini maintenant?

Slide 22 - Question ouverte

Qu'est-ce que c'est 'BF Biochemicals'?
A
l'entreprise de Mathieu
B
un nouveau club de football
C
où il travaillait avant qu'il était footballeur

Slide 23 - Quiz

Quand est-ce qu'il a créé cette société?

Slide 24 - Question ouverte

Quel est le but de cette société?

Slide 25 - Question ouverte

Is Mathieu bang voor de toekomst?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Wat is Mesut Ozil van Mathieu?

Slide 27 - Question ouverte

Oefenen met zinnen begrijpen

Je krijgt een paar zinnen. Geef de 'losse' vertaling van de zin, zodat ik zie dat je weet hoe je zinnen moet begrijpen.

Vb. Après plusieurs années avec Arsenal, il a rejoint Crystal Palace.

Na een paar jaar bij Arnsel te hebben gespeeld, zit hij nu bij CP.

Slide 28 - Diapositive

Un société de biochimie qui revolutionnera peut-être le monde.

Slide 29 - Question ouverte

Installée en Italie, cette start-up a été discrètement mise en place il y a 10 ans.

Slide 30 - Question ouverte

Quand nous aurons des clients, les banques nous prêteront de l'argent.

Slide 31 - Question ouverte