Leesvaardigheid Frans

Leesvaardigheid

Wat doe je met een tekst waarvan je bijna geen enkel woord kent?

Woorden vertalen!

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid

Wat doe je met een tekst waarvan je bijna geen enkel woord kent?

Woorden vertalen!

Slide 1 - Diapositive

Vraagwoorden

Slide 2 - Carte mentale

Est-ce que

Qu'est-ce que
Qui

Comment

Pourquoi

Combien de

Quand

Quel(les)



...

Wat

Wie

Hoe

Waarom

Hoeveel

Wanneer

Welke

Waar

Slide 3 - Diapositive

Woorden raden
  • Ken je een gedeelte van het woord?
    vb. souligné = sous + ligne
    onder + lijn --> onderstreept
  • Lijkt het woord op een infinitief dat je kent?
    vb. en marchant = marcher
    lopen --> lopend


Slide 4 - Diapositive

Woorden raden
  • Ken je het woord als een andere woordsoort?
    vb. le soleil brillant = le soleil brille
    brille = schijnt --> de stralende zon
  • Lijkt het woord op een andere taal?
    vb. une solution = a solution
    solution --> oplossing
  • DENK AAN VALSE VRIENDJES!

Slide 5 - Diapositive

trentaine
A
training
B
dertigtal
C
trend
D
transpiratie

Slide 6 - Quiz

illusion
A
plaatje
B
tekening
C
schijn
D
verdacht

Slide 7 - Quiz

copropriétaire
A
koper
B
mede-eigenaar
C
schoonmaakmiddel
D
bedrijf

Slide 8 - Quiz

changement
A
veranderen
B
zangstuk
C
verandering
D
zingend

Slide 9 - Quiz

Werkwoorden vertalen
  1.   Weet je zeker dat je met een werkwoord te maken hebt?
  2.   Is het belangrijk om het werkwoord te vertalen?
  3.   Kun je het infinitief van het werkwoord herleiden?
  4.   Kun je het infinitief in het woordenboek vinden?

Slide 10 - Diapositive

WW in t.t.

Slide 11 - Carte mentale

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd


Eindigend op:

  • e
  • es
  • ons
  • ez
  • ent
  • is
  • it
  • issons
  • issez
  • issent

Slide 12 - Diapositive

WW als VD

Slide 13 - Carte mentale

Werkwoorden in de verleden tijd

Eindigend op:

v.t.

  • ais
  • ait
  • ions
  • iez
  • aient


Voltooid deelwoord

  • é
  • u
  • i

Slide 14 - Diapositive

Werkwoorden in de toekomende tijd

Eindigend op:

  • erai
  • eras
  • era
  • erons
  • erez
  • ont

Slide 15 - Diapositive




est - était - été

a - avait - eu

veut - voulait - voulu

peut - pouvait - pu

va - allait - allé

voit - voyait -vu







is - was - geweest

heeft - had - gehad

wil - wilde - gewild

kan/mag - kon/mocht - gekund

gaat - ging - gegaan

ziet - zag - gezien

Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd

Slide 16 - Diapositive




est - sera - seront

a - aura - auront

veut - voudra - voudront

peut - pourra - pourront

va - ira - iront

voit - verra -verront







is - zal/zullen zijn

heeft - zal/zullen hebben

wil - zal/zullen willen

kan/mag - zal/zullen kunnen

gaat - zal/zullen gaan

ziet - zal/zullen zien

Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in de toekomende tijd

Slide 17 - Diapositive

Welke tijd?
Il est installé au canapé.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 18 - Quiz

Welke tijd?
Cela sera intéressant.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 19 - Quiz

Welke tijd?
Nous allons avoir des clients.

A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 20 - Quiz

Welke tijd?
Il a rejoint ce team.
A
tegenwoordig
B
verleden
C
toekomend

Slide 21 - Quiz

Werkwoorden in de toekomend verleden tijd


Eindigend op:

  • erais
  • erait
  • erions
  • eriez
  • eraient

Slide 22 - Diapositive

Voorbeeld

Il donne

Il donnait

Il a donné

Il va donner

Il donnera

Il donnerait

Hij geeft

Hij gaf

Hij heeft gegeven

Hij gaat geven

Hij zal geven

Hij zou geven

Slide 23 - Diapositive

Opdracht Ça va p. 4
  1. Onderstreep/markeer alle werkwoorden.
  2. Lees en begrijp de tekst.

Slide 24 - Diapositive

Qui est Mathieu Flamini?
A
l'entraîneur d'un club de foot
B
un footballeur

Slide 25 - Quiz

Où joue Mathieu Flamini maintenant?

Slide 26 - Question ouverte

Qu'est-ce que c'est 'BF Biochemicals'?
A
l'entreprise de Mathieu
B
un nouveau club de football
C
où il travaillait avant qu'il était footballeur

Slide 27 - Quiz

Quand est-ce qu'il a créé cette société?

Slide 28 - Question ouverte

Quel est le but de cette société?

Slide 29 - Question ouverte

Is Mathieu bang voor de toekomst?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Wat is Mesut Ozil van Mathieu?

Slide 31 - Question ouverte

Oefenen met zinnen begrijpen

Je krijgt een paar zinnen. Geef de 'losse' vertaling van de zin, zodat ik zie dat je weet hoe je zinnen moet begrijpen.

Vb. Après plusieurs années avec Arsenal, il a rejoint Crystal Palace.

Na een paar jaar bij Arnsel te hebben gespeeld, zit hij nu bij CP.

Slide 32 - Diapositive

Un société de biochimie qui revolutionnera peut-être le monde.

Slide 33 - Question ouverte

Installée en Italie, cette start-up a été discrètement mise en place il y a 10 ans.

Slide 34 - Question ouverte

Quand nous aurons des clients, les banques nous prêteront de l'argent.

Slide 35 - Question ouverte