Herhaling WG/NG bij wederkerende ww + Voorzetselvoorwerp deel 1

Herhaling WG/NG bij wederkerende ww + Voorzetselvoorwerp deel 1
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Herhaling WG/NG bij wederkerende ww + Voorzetselvoorwerp deel 1

Slide 1 - Diapositive

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.

Let op: het woordje te of de woorden voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde! Ook 'aan het' hoort erbij. 
  • Ik heb veel te doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen
Ik ben een crompouce aan het eten. WG = ben aan het eten



Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 2 - Diapositive

Werkwoordelijke uitdrukking
  • Een vaste combinatie van een werkwoord en een of meer  andere woorden
  • Het heeft een figuurlijke betekenis  
  • Je benoemt de hele werkwoordelijke uitdrukking als WG
Tijdens de verkoop van crompouces heeft hij achter het net gevist
pv = heeft / ow = hij / wg = heeft achter het net gevist 

Slide 3 - Diapositive

Werkwoordelijke uitdrukkingen
Ik raak nu de kluts kwijt.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking
WG= raak nu de kluts kwijt 

Jesse koos het hazepad.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking
WG= koos het hazepad





Teun raakt vaak zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking
WG= raakt kwijt

Kian besloot een raketijsje te nemen.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking
WG= besloot te nemen




Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden
de benen nemen
de broek aanhebben
met de deur in huis vallen
uit zijn dak/bol gaan
de draak steken (met iemand)
een flater slaan
(iemand) een hart onder de riem steken

Slide 5 - Diapositive

Bedenk een kort zinnetje met een werkwoordelijke uitdrukking.

Slide 6 - Question ouverte

          Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord (= de kenmerk of eigenschap). 

Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is (ZIJN-ZIN).

Die crompouce IS en BLIJFT [ echt verrukkulluk] !

Slide 7 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Het onderwerp doet iets 
Het onderwerp is iets.

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij heeft een auto gekocht.
D
Hij is een slimme jongen.

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een zin met een naamwoordelijk gezegde?
A
De hond rent hard.
B
Ik heb gisteren gefietst.
C
Mijn moeder is lerares.
D
De bloemen ruiken lekker.

Slide 11 - Quiz

Ik ben jarig geweest. Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was in mijn dromen een piraat.

Slide 13 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Wanneer is hij naar Groningen verhuisd?

Slide 14 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Peter heeft gisteren zijn huiswerk niet gemaakt.

Slide 15 - Question de remorquage

Voorzetselvoorwerp
  • Een voorzetselvoorwerp lijkt een beetje op een lijdend voorwerp. 
  • Ook hier 'wordt er iets gedaan' met dit zinsdeel. 
  • Het grote verschil: een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel (en een lijdend voorwerp nooit).

Slide 16 - Diapositive

Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Voorzetselvoorwerp
De conrector
heeft
haar
vanmorgen
al
het slechte nieuws
verteld

Slide 17 - Question de remorquage

Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Voorzetselvoorwerp
Ik
ben
deze keer
benieuwd
naar de resultaten van deze oefening

Slide 18 - Question de remorquage

Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Voorzetselvoorwerp
Hij
rekende
bij dit proefwerk
niet
op een voldoende

Slide 19 - Question de remorquage

Pv en wg
Ow
Voorzetsel
voorwerp (vv)
Lijdend voorwerp (lv)
wg
mijn
hele
leven
Al
ga
ik 
uit
van
de
eerlijkheid
van
mensen.

Slide 20 - Question de remorquage

Naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Diapositive

Snap ik het NG?
Snap jij het NG?
010

Slide 22 - Sondage

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive