Woordenschat blok 4

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
WoordenschatBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Taal: blok 4: Les 5 herhaling
-Kennen wij de themawoorden/gezegdes en uitdrukkingen en de betekenis hiervan.
-Kunnen wij een correcte zin maken met de themawoorden/gezegdes en uitdrukkingen van blok 5.


Aan het einde van de les:

Slide 2 - Diapositive

timer
0:30
Welke woorden heb je onthouden?

Slide 3 - Carte mentale

Quiz regels
30 sec overlegtijd bij elke vraag (fluistertoon)
Bij een goed antwoord                         +1 
Bij een fout antwoord                             0
Bij het verstoren van de les                 - 1

Winnaars                           20 pt 
Individuele vragen          2 pt

Slide 4 - Diapositive

Welk woord hoort bij de betekenis:
Je bent aardig voor andere mensen. Je doet dingen voor hen zonder dat erom hoeven te vragen.
A
Speciaal
B
Bedeesd
C
Attent
D
Apart

Slide 5 - Quiz

Welke woord heeft de betekenis:
Als dingen elkaars tegenovergestelde zijn.

Slide 6 - Question ouverte

Welk woord hoort bij de betekenis: Als je snel een sterk gevoel krijgt. Je bent bijvoorbeeld snel blij, verdrietig of boos

Slide 7 - Diapositive

Identiek
Maf
De stemming
Gejaagd
Je humeur
Raar of gek
Precies hetzelfde
Erg haastig

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is de betekenis van het woord:
pronken?
A
Leuke dingen doen of grapjes maken
B
Iets aan iedereen laten zien omdat je er trots op bent
C
Speciaal bij iets of iemand passend, maar ook vreemd
D
In je gedachte dingen met elkaar verbinden

Slide 9 - Quiz

Welk woord past bij het plaatje?

Slide 10 - Diapositive

Welk woord past het best bij het plaatje?

Slide 11 - Question ouverte

             Wat wordt er bedoeld met het woord:                    De dromer?

Slide 12 - Diapositive

De betekenis van de outfit is: De kleren die je aanhebt met dingen dier erbij horen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het woord: de verkering?
A
twee mensen die verliefd op elkaar zijn
B
Verliefd op iemand zijn
C
Iemand heel erg leuk vinden
D
De band tussen mensen

Slide 14 - Quiz

Door welk ander woord kunnen de dikgedrukte woorden worden veranderd?
''Ze vindt appelmoes samen het lekkerst samen met frietjes''

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de betekenis van het woord: De gezelligheid?
A
Grapjes
B
leuke dingen doen en grapjes maken
C
Het is ergens prettig en leuk
D
Het is ergens vervelend en naar

Slide 16 - Quiz

Welke zin is goed en welke zin is fout?
Die beroemde zanger heeft talent om mooi te zingen.
Er zijn heel veel dezelfde stickers, dat maakt ze uniek.
Goed
Fout

Slide 17 - Question de remorquage

Welk woord heeft de betekenis: verlegen?
A
Bedeesd
B
Bazig
C
Ernstig
D
Ambitieus

Slide 18 - Quiz

Je maakt 3 zinnen met elk één themawoord/gezegde erin. 

Mix & Match je loopt rond in de klas en zoekt een maatje, je leest allebei één zin op en geeft elkaar feedback. (2x)
timer
5:00
Duimpje omhoog of duimpje omlaag

Slide 19 - Diapositive

Heb jij een correcte zin ?

Slide 20 - Diapositive

Welk woord past bij het plaatje?

Slide 21 - Diapositive