Present Simple and present continuous

3 havo week 48
1  start opdracht 
2 homework 
3 grammar 
4 get to work ( online) 
 zyouh code 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

3 havo week 48
1  start opdracht 
2 homework 
3 grammar 
4 get to work ( online) 
 zyouh code 

Slide 1 - Diapositive

prediction
A
presentatie
B
voorspelling
C
probleem
D
voorstelling

Slide 2 - Quiz






















minderwaardig
A
less
B
influence
C
inferior
D
least

Slide 3 - Quiz

immerse
A
immens
B
onderdompelen
C
opkomen
D
opgaan

Slide 4 - Quiz

aanmoedigen
A
challenge
B
trigger
C
encourage
D
cheer

Slide 5 - Quiz

approach

Slide 6 - Question ouverte

translate

Slide 7 - Question ouverte

fraude

Slide 8 - Question ouverte

speels

Slide 9 - Question ouverte

homework  38, 40 , 41, 43,46

Slide 10 - Diapositive

ex 38 
self concious 
silly 
increase 

ex 40 
1 a
2c
3c 
1. ‘working up the courage ...’
2a 
3‘share’ and ‘parenting’
4I think they mean that the Internet proves that they exist.
5To the positive attitude towards online sharing that’s described in the
previous paragraph
6All the information can be stored until
 a person turns 18. Then, someone else can open an account in someone else’s name and spend money

Slide 11 - Diapositive

ex 43 
goggles - immersed - fraud - cnsent - accomplishment 

Slide 12 - Diapositive

Present Simple
Tegenwoordige tijd

Slide 13 - Diapositive

Wanneer?
Als iets altijd, vaak of regelmatig gebeurt.
Als iets een gewoonte is.
Als iets een feit is.
Als een situatie blijvend is.

Signaalwoorden:
always, every week, often, never

Slide 14 - Diapositive

Hoe?
SHIT-rule  
- she/he/it = (e)s

De rest (I/you/we/they) hele werkwoord

vragen do/does + ww 
ontkenningen don't / doesn't  + ww

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden
I often walk to school.

She always goes for a run on Tuesday.

George doesn't like pizza.

Do the boys talk a lot? 

Slide 16 - Diapositive

present continuous 
onvoltooid tegenwoordige tijd 

Slide 17 - Diapositive

Wanneer 
Het is nu gaande 
je ziet/hoort het gebeuren 
ergernissen 
vaststaande toekomst plannen 


signaalwoorden: (right ) now, at the moment tonight, next week (.....)  

Slide 18 - Diapositive

Hoe
To be  + ww + ing 
I = am
he/she/it = is 
you we they =are

Slide 19 - Diapositive


Welke zin staat in de present simple
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 20 - Quiz


Wat is de regel van de present simple?
A
ww + -ed
B
stam (bij I, you, we, they) stam + s (bij he, she, it)
C
vorm van to be + ww + -ing

Slide 21 - Quiz


I _______ in London.
A
live
B
am living

Slide 22 - Quiz


I ________ currently
A
am dancing
B
dance

Slide 23 - Quiz


Welk signaalwoord hoort bij de present continuous?
A
Now
B
In 1977
C
Tomorrow
D
Last year

Slide 24 - Quiz

Present continuous of Present simple?

Is Julia laughing at the moment?
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 25 - Quiz

Present continuous or present simple?
We are doing a LessonUp exercise.
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 26 - Quiz



Look! My baby sister ____________ on her own. (walk)

A
walks
B
walk
C
is walking
D
are walking

Slide 27 - Quiz

Present continuous of Present simple?

She always laughs at my jokes.
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 28 - Quiz

Present Continuous:

Wat geef je nog meer aan met de present continuous?
A
dat je iets belooft
B
dat iets pas is gebeurd
C
dat je iets irriteert
D
dat iets een feit is

Slide 29 - Quiz

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 30 - Quiz

Present continuous of Present simple?

Yes, she laughs at the comedian's jokes
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 31 - Quiz

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 32 - Quiz

Choose the Present Continuous or present simple

He___ beer in the pub right now.
A
spills
B
is spilling
C
are spilling
D
spilling

Slide 33 - Quiz

time to practice 
op de volgende website kun je oefenen met de 2 tijden 
maak: 
elementary opdrachten als je het moeilijk vindt 
intermediate opdrachten om te herhalen

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Lien

when done
leer de woorden van stepping stones 
oefen online met de websites uit de andere lesson ups

volgende les kun je alle grammar nog een keer oefenen en vragen stellen

Slide 36 - Diapositive