3 De industriële samenleving

3 De industriele samenleving hoofdvraag:
hoe veranderde het leven van mensen door de opkomst van de industrie?
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3 De industriele samenleving hoofdvraag:
hoe veranderde het leven van mensen door de opkomst van de industrie?

Slide 1 - Diapositive

Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
D
massaproduktie

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
huisnijverheid, stoommachine, industrie, watermolens.
B
watermolens, huisnijverheid, industrie, stoommachine
C
watermolens, huisnijverheid, stoommachine, industrie
D
huisnijverheid, watermolens, stoommachine, industrie

Slide 3 - Quiz

Wat past bij industrialisatie?
arbeiders
Steenkool als 
brandstof
Engeland
hout als brandstof

Slide 4 - Question de remorquage

Waar bestond Nederland uit vóór de industrialisatie?
A
Akkerbouw en veeteelt
B
Huisnijverheid en industrie
C
Industrie en veeteelt
D
Huisnijverheid en landbouw

Slide 5 - Quiz

Wanneer is de industrialisatie in Engeland begonnen
A
1760
B
1680
C
1830
D
1860

Slide 6 - Quiz

Wat is waar over de industriële revolutie in Engeland?
A
Er was weinig verzet tegen de komst van de industrie
B
Landelijke gebieden bleven onaangetast
C
De bevolking was nog nooit zo snel gegroeid
D
Steenkool werd alleen gebruikt om huizen te verwarmen

Slide 7 - Quiz

Tussen 1750 en 1850 veranderde Engeland van een .......samenleving in een .....samenleving

Slide 8 - Question ouverte

Laatse vraag= Niet landbouw maar industrie was het nieuwe ...... van bestaan

Slide 9 - Question ouverte

3 De industriele samenleving hoofdvraag:
hoe veranderde het leven van mensen door de opkomst van de industrie?

Slide 10 - Diapositive

Videofragment Daens
Hierop moet je leten tijdens de video:

In welke omstandigheden werkt men.
Zijn er zaken die nu niet meer zouden kunnen?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Werkomstandigheden
  • Saai en/of gevaarlijk werk
  • Lange dagen (14 uren)
  • Lage lonen
  • Geen rechten

Slide 13 - Diapositive

Landbouw:

agrarische revolutie

Mijnbouw;

explosie gevaar


Slide 14 - Diapositive

hoe was het voor een fabrieksbaas in 1800?

Slide 15 - Diapositive

-  goed
- veel geld
- zorgen goed voor zich zelf
- mensen in dienst

Slide 16 - Diapositive

Woningen voor arbeiders
  • De woonomstandigheden van de arbeiders waren beroerd.
    De kwaliteit van de huizen was slecht: regelmatig woonden mensen in een gebouw dat nooit als huis was bedoeld. 

Slide 17 - Diapositive

Videofragment Daens
Hierop moet je leten tijdens de video:

In welke omstandigheden leefde men.
Speelt geloof een belangrijke rol in het leven?

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Hoe waren de leefomstandigheden?

Slide 20 - Carte mentale

Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk

Slide 21 - Diapositive

Leefomstandigheden



  • Kleine en slechte woningen
  • Veel gezinsleden
  • Slecht voedsel
  • Slechte hygiëne zorgt voor ziektes als cholera en TBC

Slide 22 - Diapositive

Leefomstandigheden



  • Hoge kindersterfte (arbeidersvrouwen gaven geen borstvoeding).
  • Slechte hygiëne zorgt voor ziektes als cholera en TBC.

  • Drankmisbruik

Slide 23 - Diapositive

Aan de slag! 
Maak opdr 3 t/m 10 van par 4.3
Indien je moeite hebt met de uitleg: Lees par 4.3
in stukjes (per subtitel) en vat in egen woorden
samen.
Leer par 4.3
Bekijk de ontdekkingsplaat
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

EXAMENVRAAG
Vanaf 1870 kwamen er in Nederland steeds meer fabrieken. In deze fabrieken gingen veel kinderen werken.
Geef één argument van een voorstander en één argument van een tegenstander van kinderarbeid in fabrieken.
Doe het zo:
voorstander: ... (geef één argument) 
tegenstander: ... (geef één argument)
Tegenstanders
Het werk in fabrieken is ongezond/riskant/vermoeiend voor kinderen. Kinderarbeid zou niet nodig moeten zijn om het inkomen van volwassenen aan te vullen. Kinderen hebben recht op onderwijs. De werktijden zijn te lang.
Voorstanders
Kinderen zijn goedkope arbeidskrachten. Kinderen kunnen het geringe gezinsinkomen aanvullen / het gezin lijdt minder armoede. Kinderen kunnen het fijne handwerk verrichten dat door volwassenen niet gedaan kan worden. Het is gezond om op jonge leeftijd lichamelijke arbeid te verrichten.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo