H12 3a

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

H12 3a

Haec t/m dixisset (r. 1-2).
Leg uit dat hier sprake is van inversie.

dixisset: Hoe is de coniunctivus hier gebruikt?

1. causaal (oorzaak)
2. consecutief (gevolg)
3. finaal (doel)
4. temporeel (tijd)

Wie is het onderwerp van dixisset (r.2)?
Noteer de naam.

Wie wordt bedoeld met amatam (r. 2)? Noteer de naam.

Welk stilistisch middel herken je in non mediocri cura (r. 2-3)?

in welke naamval staat mediocri cura?

1. nom
2. gen
3. dat
4. abl

raptae (r. 4) congrueert met?

nuptiae (r. 4)
Om welk huwelijk gaat het?

1. tussen Sophoniba en Syphax
2. tussen Sophoniba en Masinissa

neque t/m Laelio (r.4-5):
Welke constructie is dit?

neque t/m Laelio (r.4-5):
Welk stilistisch middel herken je?

In welke naamval staat praeceps festinatio (r.6)?

1. nom
2. gen
3. dat
4. abl

Naar wie verwijst captam hostem (r.6)?
Noteer de naam.

acciperet (r.7) en conficeret (r.8):
Hoe is de coniunctivus hier gebruikt?

1. causaal (oorzaak)
2. consecutief (gevolg)
3. finaal (doel)
4. temporeel (tijd)

acciperet (r.7) en conficeret (r.8):
Wie is het onderwerp? Noteer de naam.

Naar wie verwijst hostis (r. 8)?
Noteer de naam.

Naar wie verwijst ipsum (r.9)?
Noteer de naam.

Welke 2 woorden vormen een hyperbaton in r. 9-10?

1. ipsum en iuvenum
2. ipsum en nullius
3. Hispania en forma
4. nullius en captivae