Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Bij welke partij hoort de folder? Deze hoort bij GroenLinks/VVD/SGP, omdat...
Slide 1 - Question ouverte
Welke zin is juist?
A
Politici zijn altijd minister
B
Politici moeten beslissingen nemen
C
Alle politici werken in Den Haag
D
Politici zijn altijd lid van de Tweede Kamer
Slide 2 - Quiz
Wat zijn belangrijke taken van politiek?
A
Keuzes maken en besluiten nemen
B
Vergaderen en geld uitgeven.
C
Verslagen en rapporten schrijven.
D
Bekeuringen uitdelen.
Slide 3 - Quiz
Ambtenaren kunnen bij het Rijk, ……………….. en de gemeente werken. Welke woorden zijn weggelaten?
A
de provincie
B
grote bedrijven
C
in de handel
D
in hun eigen bedrijf
Slide 4 - Quiz
Wie controleert voor de gemeente of de plannen goed worden uitgevoerd?
A
College van B en W
B
Gemeenteraad
C
Wethouders
D
Ambtenaren
Slide 5 - Quiz
Waarmee houdt een ambtenaar zich bezig die bij het Rijk werkt?
A
Gemeentelijke zaken
B
Provinciale zaken
C
Landelijke zaken
D
Persoonlijke zaken
Slide 6 - Quiz
Wat hoort bij de overheid?
A
Een reisbureau
B
Een uitzendbureau
C
Een politiebureau
D
Een bank
Slide 7 - Quiz
Wie werkt bij de overheid?
A
Boekverkoper
B
Loodgieter
C
Advocaat
D
Wethouder
Slide 8 - Quiz
In 2019 waren de verkiezingen voor het Europees Parlement. Wanneer zijn de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement?
A
2021
B
2022
C
2023
D
2024
Slide 9 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. De politici die wij kiezen, zitten in het Europees Parlement, Tweede Kamer of in de gemeenteraad. 2. De politici in de Tweede Kamer beslissen over zaken in de gemeenten.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 10 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Politici in de gemeenteraad besluiten dat er meer toiletten in treinen moeten komen. 2. Politici in de Tweede Kamer besluiten of een voetbalclub een nieuwe tribune mag bouwen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 11 - Quiz
Linkse partijen vinden:
A
dat rijke en arme mensen evenveel belasting moeten betalen.
B
dat de overheid mensen moet helpen die weinig geld hebben.
C
dat mensen voor elkaar moeten zorgen.
D
dat mensen met weinig geld zelf oplossingen moeten bedenken
Slide 12 - Quiz
Rechtse partijen willen:
A
een overheid die zo weinig mogelijk regelt.
B
een overheid die veel regelt.
C
mensen met weinig geld helpen.
D
hogere uitkeringen.
Slide 13 - Quiz
De VVD is een voorbeeld van een:
A
Een rechtse partij
B
Een linkst partij
C
Een middenpartij
D
Een christelijke partij
Slide 14 - Quiz
De PvdA is een voorbeeld van een:
A
Een rechtse partij
B
Een linkse partij
C
Een middenpartij
D
Een christelijke partij
Slide 15 - Quiz
Een linkse politieke partij wil zo veel mogelijk de …………….. helpen. Welk woorden zijn weggelaten?
A
rijke mensen
B
grote bedrijven
C
werkgevers
D
zwakkeren in de samenleving
Slide 16 - Quiz
Een rechtse politieke partij wil zo veel mogelijk ……………… voor de burgers. Welk woord is weggelaten?
A
vrijheid
B
belasting
C
regels
D
hulp
Slide 17 - Quiz
Iemand zonder werk heeft recht op een goede uitkering. Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
Links
B
Rechts
C
Midden
Slide 18 - Quiz
Mensen moeten problemen zo veel mogelijk zelf oplossen, zonder hulp van de overheid. Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
Links
B
Rechts
C
Midden
Slide 19 - Quiz
Een baas moet een werknemer niet zomaar kunnen ontslaan. Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
Links
B
Rechts
C
Midden
Slide 20 - Quiz
Met welk Nederlands politiek orgaan kun je de Europese Commissie het beste vergelijken?
Slide 21 - Question ouverte
Welke vrijheid wordt door deze maatregel beperkt?
A
Vrij verkeer van goederen en diensten.
B
Vrij verkeer van personen.
C
Vrij verkeer van kapitaal.
Slide 22 - Quiz
Binnen de Europese Unie is er vrij verkeer van goederen. Wat zijn de gevolgen van vrij verkeer van goederen?
A
Kopers kunnen producten uit alle EU-landen halen.
B
Door een vrij verkeer van goederen is er minder keus in de winkels.
C
Door een vrij verkeer van goederen worden producten steeds duurder.
Slide 23 - Quiz
Wanneer mag een land lid worden van de EU?
A
Elk land in Europa mag lid worden, als het een democratisch land is.
B
Elk land in Europa mag lid worden.
C
Landen buiten Europa mogen ook lid worden, als ze democratisch zijn.
D
Niet-democratische, Europese landen mogen lid worden.
Slide 24 - Quiz
Pesten op school staat op de politieke agenda als:
A
Veel scholieren er last van hebben
B
De media erover berichten
C
Het in de Tweede Kamer wordt besproken
D
Het parlement er een nieuwe wet over aanneemt
Slide 25 - Quiz
De gemeente Rotterdam moet leegstaande ruimtes benutten om vluchtelingen op te vangen. Als het aan raadslid Sies ligt wordt het onderwerp snel op de politieke agenda gezet.
Welke fase vanuit het besluitvormingsproces herken je in de tekst?
A
fase 1: noemen van wensen/herkennen van het probleem
B
fase 2: vergelijken of afwegen van wensen of behoeften
C
fase 3: het nemen van besluiten
D
fase 4: uitvoeren van besluiten
Slide 26 - Quiz
Hoe heet het een volksstemming over een bepaald onderwerp?
A
volksvertegenwoordiging
B
referendum
C
pressiegroep
D
stemmen
Slide 27 - Quiz
Bewoners houden acties om hun buurt autovrij te houden. Hiermee komen zij op voor hun:
A
normen.
B
waarden
C
belangen
D
machtsmiddelen
Slide 28 - Quiz
Een café in Dokkum moet twee weken dicht vanwege de voortdurende verstoring van de openbare orde en veiligheid. Wie heeft het besluit om het café te sluiten genomen?
A
De burgemeester
B
De gemeenteraad
C
De politie
D
Het college van B&W
Slide 29 - Quiz
Als het aan de VVD ligt, kunnen de meeste regels waar taxichauffeurs aan moeten voldoen worden geschrapt. Welke kenmerk van de politieke stroming waartoe de VVD behoort, is hierin te herkennen?