Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
H4.2 Waterstofbruggen
H4.2 Waterstofbruggen
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen: je kunt na deze paragraaf
Uitleggen wat een polaire atoombinding is en hoe waterstofbruggen worden gevormd.
M.b.v. het kookpunt van stoffen uitleggen dat waterstofbruggen veel sterker zijn dan de VanderWaalsbinding.
Aangeven dat er meer H-bruggen worden gevormd per molecuul als het aantal OH- en/of NH-groepen groter is en dat het kookpunt daardoor toeneemt.
Eigenschappen op macroniveau verklaren m.b.v. de structuren op meso- en microniveau.
Slide 3 - Diapositive
Instructie
Les 2 (H4.2):
Polaire atoombinding
Waterstofbrug = H-brug
OH- en NH-groepen
Mesoniveau
Slide 4 - Diapositive
Covalente binding - Atoombinding (binding tussen atomen in een molecuul)
Atomen willen evenveel valentie-elektronen als de edelgassen
Dit kan door een binding aan te gaan met een ander atoom
Er wordt een gedeeld elektronenpaar gevormd.
Dit paar wordt ook wel atoombinding of covalente binding genoemd.
Heel sterke binding! Verbreekt alleen bij chemische reactie
Slide 5 - Diapositive
Van der Waalsbinding - Molecuulbinding
Aantrekkingskracht tussen moleculen
Zwakkere binding dan atoombinding
Aanwezig bij vaste stoffen en vloeistoffen
Verdwijnt in de gasfase, als stof kookt en verdampt (molecuulrooster wordt verbroken) of als een molecuul wordt opgelost.
Slide 6 - Diapositive
Polaire atoombinding
Elektronegativiteit: Binas 40A
Geeft aan hoe hard een kern aan elektronen trekt
Verschil betekent kleine lading op atoom
Elektronegativiteit van H=2,1 en Cl=3,2
Cl trekt iets harder aan elektronen
Gedeeld elektronenpaar zit dichter bij Cl dan H
Cl klein beetje negatief
H dus een klein beetje positief
δ+
δ−
Water heeft ook een dipoolmoment: EN H =
EN O =
Dit betekent dat zuurstof harder aan de elektronen in het gedeelde elektronenpaar trekt dan water.
Slide 7 - Diapositive
Waterstofbruggen
OH en NH groepen zijn bijzonder
Extra bindingen maken = waterstofbrug (H-brug)
Veroorzaakt doorpolaire atoombinding
Die wordt weer veroorzaakt doorelektronegativiteit
H-brug is sterker dan VanderWaalsbinding, maar minder sterk dan covalente binding
Slide 8 - Diapositive
Regels H-bruggen tekenen
van psitief naar negatief deeltje
streepjes/stipjes
Er kan géén H-brug worden gevormd tussen een O en een H die NIET aan een O/N vast zit!
Slide 9 - Diapositive
Molecuulmassa en kookpunt
Hoe hoger de molecuulmassa, hoe sterker de VanderWaalsbinding, hoe hoger het kookpunt.
Echter:
H2S 34,081 -60 graden (210 K)
H2O 18,015 100 graden (373 K)
NH3 17,031 -33 graden (240 K)
PH3 33,994 -88 graden (185 K)
De H kan 1 waterstofbrug maken.
De O kan 2 waterstofbruggen maken.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Welke waterstofbruggen kloppen NIET?
A
geen, ze zijn allemaal goed
B
B, D en E
C
A, B, C, E en F
D
A, B, F
Slide 13 - Quiz
Maakt deze stof waterstofbruggen met zichzelf?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quiz
Welke bindingen worden verbroken bij het koken van water?
A
vanderwaalsbindingen
B
vanderwaalsbindingen en waterstofbruggen
C
vanderwaals- en
covalente bindingen
D
waterstofbruggen
Slide 15 - Quiz
Nicotine kan waterstofbruggen vormen?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Kan Cocaïne waterstofbruggen vormen?
A
Ja, want het molecuul is polair
B
Ja, want het molecuul is apolair
C
Nee, want het molecuul is polair
D
Nee, want het molecuul is apolair
Slide 17 - Quiz
VDW en waterstofbruggen hebben het volgende effect op het kookpunt:
A
meer H-bruggen = hoger kookpunt
meer VDW = geen effect
B
meer H-bruggen = lager kookpunt
meer VDW = hoger kookpunt
C
meer H-bruggen = hoger kookpunt
meer VDW = hoger kookpunt
D
meer H-bruggen = geen effect
meer VDW = hoger kookpunt
Slide 18 - Quiz
Hiernaast staat de structuurformule van chloroform, een stof met een bedwelmende werking. Tussen moleculen chloroform komen de volgende bindingen voor:
A
atoombindingen
B
waterstofbruggen
C
vanderwaalsbindingen
D
waterstofbruggen en vanderwaalsbindingen
Slide 19 - Quiz
Welke bindingen worden verbroken bij het koken van vloeibaar ammoniak?
A
waterstofbruggen
B
waterstofbruggen en vanderwaals-bindingen
C
vanderwaals-bruggen
D
vanderwaals-bindingen
Slide 20 - Quiz
welke structuren kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D
Slide 21 - Quiz
Welke uitspraak of welke uitspraken zijn waar? I. Waterstofbruggen komen altijd voor tussen moleculen in de vloeibare fase; II. Vanderwaalsbindingen komen tussen alle moleculen voor in de vaste en vloeibare fase.
A
Alleen uitspraak I
B
Alleen uitspraak II
C
Beide uitspraken
D
Geen van de uitspraken
Slide 22 - Quiz
Welke bindingen worden verbroken bij het koken van deze stof?
A
waterstofbruggen
B
waterstofbruggen en vanderwaals-bindingen
C
vanderwaals-bruggen
D
vanderwaals-bindingen.
Slide 23 - Quiz
Met welke groepen kan -NH waterstofbruggen aangaan (meerdere antwoorden mogelijk)?
A
-NH
B
-OH
C
=O
D
-CH
Slide 24 - Quiz
In welke plaatje zie je waterstofbruggen?
A
Alleen A
B
Alleen B
C
Alleen C
D
Zowel in A, B als C
Slide 25 - Quiz
Maakt deze stof waterstofbruggen?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quiz
Hiernaast staat een afbeelding van een glucose molecuul. Welke nieuwe bindingen ontstaan wanneer we glucose oplossen in water.
A
vd Waalsbindingen en atoombindingen
B
Waterstofbruggen en atoombindingen
C
vd waalsbindingen en waterstofbruggen
D
atoombindingen, vd Waalsbindingen en waterstofbruggen
Slide 27 - Quiz
Welke groepen in een molecuul kunnen waterstofbruggen maken?
A
OH-groep
B
CN-groep
C
CH-groep
D
NH-groep
Slide 28 - Quiz
Welke soort binding is er tussen de moleculen van koolwaterstoffen?
A
Atoombinding
B
Vanderwaalsbinding
C
Waterstofbruggen
D
Metaalbinding
Slide 29 - Quiz
Kan alcohol waterstofbruggen vormen?
A
Ja
B
Nee
Slide 30 - Quiz
Waterstofbruggen ontstaan bij moleculen met een ... groep
A
OH en/of CN
B
NH en/of CH
C
CH en/of OH
D
OH en/of NH
Slide 31 - Quiz
Welke binding is het minst sterk?
A
atoombinding
B
metaalbinding
C
waterstofbruggen
D
vanderwaalsbindingen
Slide 32 - Quiz
Welke binding verbreekt bij het verdampen van een stof?
A
Atoombinding
B
Covalente binding
C
Metaalbinding
D
Vanderwaalsbinding
Slide 33 - Quiz
Bij welke stof verwacht je het hoogste kookpunt op basis van molecuulmassa? of
H2S
H2O
A
H2O
B
H2S
Slide 34 - Quiz
Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?