La semaine 46 4.5 et dag van de Franse taal

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
FransVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Diapositive

La semaine 46:                                                                                        
lundi mardi et mercredi, le quinze, le seize et le dix-sept novembre       


-  2.5 Ex. 16a t/m e apprendre 5 uitleg     
- Dag van de Franse taal
- Dag van de Franse taal                                        

Slide 2 - Diapositive

Le but du cours: 
Objectif du cours:
Pouvoir utiliser le pronom possesif

Slide 3 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Questions? 
2. Overhoren apprendre 4
3. Bekijken apprendre 5, animatie en oefenen
4. Zelf mk of met mij ex. 16 a t/m e                    
5. Évaluation
6. Les devoirs: Apprendre 5 et faire ex. 16 a t/m e                           

Slide 4 - Diapositive

La roue
Welk bezittelijk voornaamwoord krijgt het zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Diapositive

Article défini (bepaald lidwoord)


De/het =
  • le > mannelijk
  • la > vrouwelijk
  • l' > klinker/stomme h
  • les > meervoud

la fille
le garçon
l'ami
les amis

Slide 6 - Diapositive

le
la
l'
les
ami
foot
garçons
natation
fille
élève
parents
frère

Slide 7 - Question de remorquage

Article indéfini (onbepaald lidwoord)


Een =
  • un > mannelijk
  • une > vrouwelijk


une fille
un garçon

Slide 8 - Diapositive

un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
  • Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan, van wie iets is. 
  • Een bezittelijk voornaamwoord heeft in het Frans 3 vormen: mannelijk, vrouwelijk en meervoud. 
  • In het Frans kijk je niet naar de persoon van wie het is, maar naar het zelfstandig naamwoord dat erachter staat!
  • Aan het lidwoord kan je zien welke vorm je moet kiezen.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
Let op!

  • Son/sa/ses kunnen zijn of haar betekenen. 
  • Sa soeur betekent dus zijn zus of haar zus. 
  • Dit kan je meestal uit de context (de zin) opmaken. 
  • Zo niet, dan kies je zelf de vertaling.

Slide 13 - Diapositive

la mère
A
ton mère
B
ta mère
C
tes mère

Slide 14 - Quiz

un frère
A
son frère
B
sa frère
C
ses frère

Slide 15 - Quiz

le chat
A
mon chat
B
ma chat
C
mes chat

Slide 16 - Quiz

les copains
A
ton copains
B
ta copains
C
tes copains

Slide 17 - Quiz

une cousine
A
son cousine
B
sa cousine
C
ses cousine

Slide 18 - Quiz

les soeurs
A
mon soeurs
B
ma soeurs
C
mes soeurs

Slide 19 - Quiz

tante
grands-parents
père
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses

Slide 20 - Question de remorquage

... grand-père
A
son
B
sa
C
ses

Slide 21 - Quiz

... copines
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 22 - Quiz

... famille
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 23 - Quiz

... mère
A
son
B
sa
C
ses

Slide 24 - Quiz

... anniversaire
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 25 - Quiz

... frères
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 26 - Quiz

Bonjour! Moi, je suis Mica!
ma cousine
ma grand-mère
mon père
ma tante
mon oncle
Sandra
Pauline
Cédric
Marie
Luc

Slide 27 - Question de remorquage

Vertaal: mijn oom

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal: jouw oma

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal: zijn zussen

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal: mijn tante

Slide 31 - Question ouverte

Vertaal: jouw ouders

Slide 32 - Question ouverte

Vertaal: haar vader

Slide 33 - Question ouverte

Présente ta famille!
Welke familieleden heb jij? Schrijf ze op in het Frans. Gebruik het bezittelijk voornaamwoord!

Slide 34 - Question ouverte

Wordwall
Op de volgende dia staat een link naar een spelletje op Wordwall. Doe het spelletje een keer!
  • Labelled diagram: Ma famille

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Lien

Slide 37 - Diapositive

Snap je de bezittelijk voornaamwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage

Les devoirs: 
Apprendre 5, faire: ex. 16 a t/m e     

Slide 39 - Diapositive