M4 H4 Overheid

M4 H4 Overheid
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

M4 H4 Overheid

Slide 1 - Diapositive

Programma

Ruilen over tijd - Overheid + Introductie PO Donuteconomie

Waar geeft de overheid geld aan uit?
Waar haalt de overheid het geld vandaan dat wordt uitgegeven?
Wat als de overheid meer uitgeeft dan er ontvangen wordt?




Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt de belangrijkste inkomsten en uitgaven van de overheid noemen.
  • Je kunt het verschil tussen het begrotingstekort en het financieringstekort uitleggen
  • Je kunt het begrotingstekort en het financieringstekort berekenen

Slide 3 - Diapositive

Wat is ruilen over tijd?

Slide 4 - Question ouverte

Consumeren (meteen besteden) of sparen (nog niet besteden).
Welke 2 dingen kan je met je inkomen doen (nadat belasting betaald is)?

Slide 5 - Carte mentale

Je krijgt een vergoeding (rente) voor het sparen. De consumptie in de toekomst kan dan hoger zijn. 
Wat is het gevolg voor je consumptie in de toekomst, als je nu spaart?

Slide 6 - Carte mentale

Je kunt je geld (en tijd) ook investeren (bv. in scholing) waardoor je verdiencapaciteit groter wordt. Dan kan je consumptie in de toekomst nog hoger zijn dan wanneer het geld op een spaarrekening staat.
Wat kun je ook met geld
dat je niet 'consumeert', doen
(i.p.v. het te sparen)?

Slide 7 - Carte mentale

Ruilen over tijd door overheid
  • Schrijf de getallen uit de volgende slides op
  • Het begrotingstekort
  • Het BBP
  • De overheidsschuld

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Ruilen over tijd door overheid
  • Bedenk de 3 grootste uitgaven van de overheid 
  • Teken een cirkel met 4 taartstukken (voor de 3 grootste uitgaven en 1 voor de rest) en bedenk hoe groot ieder taartstuk zal zijn.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Ruilen over tijd door overheid
  • Bedenk de 3 grootste uitgaven van de overheid 
  • Welke van de 3 grootste uitgaven van de overheid is vooral ruilen over tijd?
  • Waarom?
  • Welk begrip past daar goed bij?

Slide 14 - Diapositive

Ruilen over tijd door overheid
  • Pak een blad
  • Schrijf de antwoorden op de volgende vragen op
  • Straks: wat heb je opgeschreven?

Slide 15 - Diapositive

Ruilen over tijd door overheid
  • Wat is 'de overheid'?
  • Waar geeft de overheid geld aan uit?
  • Waar haalt de overheid het geld vandaan voor die uitgaven?
  • Wat als er niet genoeg geld is opgehaald voor alle uitgaven?
  • Wat is daar dan weer het gevolg van?
  • Wat wordt dan bedoeld met uitgestelde belastingbetaling?

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Wat is een begrotingstekort?

Slide 18 - Carte mentale

Geld moeten lenen, overheidsschuld neemt toe
Wat is het gevolg als de overheid meer uitgeeft dan het aan belasting ontvangt?

Slide 19 - Carte mentale

30 - 50 = 20 mld begrotingstekort
Bv. overheidsschuld is 100 mld,
belasting 30 mld, uitgaven 50 mld
Begrotingstekort?

Slide 20 - Carte mentale

100 + 20 begrotingstekort = 120 mld schuld
Bv. overheidsschuld is 100 mld,
belasting 30 mld, uitgaven 50 mld
Hoeveel wordt de nieuwe schuld?

Slide 21 - Carte mentale

100 + 20 begrotingstekort = 120 mld schuld - 5 mld aflossing = 115 mld
Hoeveel wordt de nieuwe schuld
als je ook weet dat 5 mld van die uitgaven aflossingen van leningen waren?

Slide 22 - Carte mentale

Ruilen over tijd door overheid
  • Onderscheid begrotingstekort en financieringstekort
  • Voorbeeld overheidsschuld is 100 mld, belastingen 30 mld, overheidsuitgaven 50 mld. begrotingstekort 20 mld
  • Begrotingstekort 20 mld => hoeveel overheid moet bijlenen
  • Financieringstekort = begrotingstekort - aflossingen 20 - 5 = 15 mld => bedrag waarmee de totale schuld van de overheid toeneemt. Schuld wordt: 100 + 15 = 115 mld

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk


Bestudeer § 4.1 t/m 4.3
Maak de opgaven 1 t/m 15

Slide 24 - Diapositive