Doelgroepanalyse

• Bewegingsonderwijs
• MBO
• Studiejaar 3

Doelgroepanalyse

Wat versta jij onder het begrip doelgroepen?

Doelgroep

Een verzameling van mensen met gemeenschappelijke kenmerken zoals:

• Leeftijd
• Financiële situatie
• Wensen, interesses en behoeften
•  motieven
• mogelijkheden en talent
• hulpvragen 

Doelgroepen beschrijven

1. Naar ontwikkelingsfase
2. Naar lichamelijk en geestelijk welzijn
   
3. Naar materieel, sociaal en cultureel welzijn

Beschrijving naar ontwikkelingsfase

Ontwikkelingsfase die van belang zijn voor de doelgroepen waar wij mee te maken kunnen krijgen:

• De baby (0-1,5 jaar)
• De peuter (1,5 - 4 jaar)
• Het basisschoolkind

         - De kleuter 4-6 jaar

         - Jonge schoolkind 6-9 jaar 

         - Oudere schoolkind 9-12 jaar

• De puber 12-16 jaar

Beschrijving naar welzijn

1. Mensen met een beperking:

- Mensen met een lichamelijke beperking

- Mensen met een neurologische beperking (dwarleasie)

- Mensen met een zintuigelijke beperking

2. Mensen met een verstandelijke beperking:

- Licht, matig of ernstig verstandelijk beperkt

3. Mensen met een meervoudige beperking:

Welke doelgroep kom jij tegen op jouw stage?

De baby

De peuter

De kleuter

Jonge schoolkind

Oude schoolkind

De puber

0-1,5 jaar

6-9 jaar

4-6 jaar

1,5-4 jaar

9-12 jaar

12-16 jaar

Opdracht bespreken

Algemene beginsituatie

1. De groepsgrootte
2. De leeftijd
3. De samenstelling van de groep (jongens/meisjes)
4. Afkomst / culturen 
5. Wensen en behoeften van de deelnemers

        - Wat zijn motiverende factoren om deel te nemen?

        - Wat zijn belemmeringen?

  6. Welke regels worden er gehanteerd? 

Motorisch

Motorische beginsituatie

1. Het niveau van de bewegingsvaardigheden
2. Het niveau van de bewegingseigenschappen
3. De fase van het motorisch leerproces

* Noem een aantal voorbeelden..

Cognitief

Beginsituatie; cognitief

1. Welke sfeer heerst in de groep?
2. Hoe is de samenwerking binnen de groep?
3. Hoe is de communicatie binnen de groep?
4. Hoe is de onderlinge acceptatie en verdraagzaamheid?
5. Is er sprake van groepjesvorming?
6. Hoe is de relatie met en de houding van de groep 

* Noem een aantal voorbeelden..

Sociaal affectief

 beginsituatie; sociaal affectief

1. Welke sfeer heerst er in de groep?
2. Hoe is de samenwerking binnen de groep?
3. Hoe is de communicatie binnen de groep? 
4. Hoe is de onderlinge acceptatie en verdraagzaamheid?
5. Is er sprake van groepjesvorming?
6. Hoe is de relatie met en de houding van de groep ten opzichte van de lesgever?

Beschrijving individu

Daarnaast kijk je naar het individu. Welke deelnemers vallen op? Positief of negatief? En waar moet jij rekening mee houden om deze kinderen goed te kunnen begeleiden.