TA6, 6.2.19

doel:
Ik kan de juiste vorm van het werkwoord bij het onderwerp plaatsen.
Ik vaar
Jij vaart
Wij varen.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

doel:
Ik kan de juiste vorm van het werkwoord bij het onderwerp plaatsen.
Ik vaar
Jij vaart
Wij varen.

Slide 1 - Diapositive

kort samengevat:
ik-vorm
hij-vorm      +t
wij-vorm     =hele werkwoord


Slide 2 - Diapositive

Even opfrissen:
Een werkwoord is een woord wat beschrijft wat je doet.
zoals: eten, slapen, maken, printen, rennen, voetballen.....

Het onderwerp van een zin is wie het doet.
zoals : Mimi bakt een taart.
Wie bakt de taart? 
Mimi  =>  Mimi is het onderwerp.

Slide 3 - Diapositive



Bij de hij-vorm hoort dus ook
zij, u en het
('zij' is dan in enkelvoud)

Bij de wij-vorm hoort dus ook
jullie en zij.
('zij' is dan in meervoud)

Slide 4 - Diapositive

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 5 - Diapositive

Welke vorm van het werkwoord 'drinken' past in deze zin ?
Gradje ...........uit de grote beker.

Slide 6 - Question ouverte

Welke vorm van het werkwoord 'vieren' past in deze zin?
Wij .............. een feestje.

Slide 7 - Question ouverte

Welke vorm van het werkwoord 'fietsen' past in deze zin?
Ik...............naar De Leeuwenkuil.

Slide 8 - Question ouverte

Welke vorm van het werkwoord 'maken' past in deze zin?
Britte.............een foto van haar hondje.

Slide 9 - Question ouverte

Welke vorm van het werkwoord 'lezen' past in deze zin?
Stijn...............in zijn boek

Slide 10 - Question ouverte

In welke vorm staat het werkwoord?

Ik maak de opdracht.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
D
-

Slide 11 - Quiz

In welke vorm staat het werkwoord?

Maud schrijft het antwoord op.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
D
-

Slide 12 - Quiz

In welke vorm staat het werkwoord?

Jurre speelt in het park
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
D
-

Slide 13 - Quiz

Sleep de juiste vorm van het werkwoord in de zin.
Het meisje                                   haar haren.
       Wij                                           onze haren.
kam
kammen
kamt

Slide 14 - Question de remorquage

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 15 - Diapositive