grammatica les 5: herhaling zinsontleding

Nederlands
Grammatica
Herhaling Zinsontleding
Havo-1

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Grammatica
Herhaling Zinsontleding
Havo-1

Slide 1 - Diapositive

Oefenmogelijkheden
- je kunt op verschillende manieren oefenen in zinsontleding en woordbenoeming:
1. in LessonUp;
2. in je Hulpboek Grammatica (in de Jaarbijlagen);
3. Bij de sites CambiumNed en Jufmelis
Wanneer je een onderdeel niet snapt, stel dan aub een vraag

Slide 2 - Diapositive

terugblik
...je kunt de persoonsvorm vinden in een zin.
...je kunt zinnen in zinsdelen verdelen.
... je kunt het werkwoordelijk gezegde benoemen.
...je kunt het onderwerp benoemen.
...je kunt het lijdend voorwerp benoemen.
...je kunt het meewerkend voorwerp benoemen.
...je kunt woordsoorten herkennen en benoemen.

Slide 3 - Diapositive

vooruitblik
Vandaag ga je zinsontleding herhalen.

Slide 4 - Diapositive

Zinsontleding
Weet je niet meer precies hoe Zinsontleden in zijn werk gaat? Bekijk je aantekeningen en je Hulpboek.

Slide 5 - Diapositive

Aan de slag!
Je weet hoe je zinsdelen moet maken. Zo niet? Bekijk je aantekeningen.

Maak de vragen op slide 6 t/m 32

Slide 6 - Diapositive

Verdeel de zin in zinsdelen.

1. Mijn moeder pofte gisteren aardappelen op de barbecue.

Slide 7 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.
2. Vorig jaar groeiden in de tuin prachtige planten en struiken.

Slide 8 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

3. Mijn ouders kijken elke avond naar het nieuws op de televisie.

Slide 9 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

4. Tijdens de vakantie gaan we altijd heerlijk zwemmen en snorkelen.

Slide 10 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

5. Het vak Nederlands vind ik gemakkelijk.

Slide 11 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

6. De parkeerplaats was eerst achter de school.

Slide 12 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

7. De minister heeft het plan voor een dorpstuin goedgekeurd.

Slide 13 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

8. Gisterenavond moest mijn vriendin erg hard werken in de kantine van de voetbalclub.

Slide 14 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

9. Op dat kruispunt gebeuren vaak ongelukken.

Slide 15 - Question ouverte

Verdeel de zin in zinsdelen.

10. Op postzegels uit Australië staan vaak prachtige afbeeldingen van vogels.

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Op postzegels uit Australië staan vaak prachtige afbeeldingen van vogels afgedrukt.

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Met aantrekkelijke advertenties proberen webwinkels de surfers op het internet hun
producten te verkopen.

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Volgens de berichtgeving op de website van de hulpdienst heeft een weggebruiker de
toegestane snelheid met zestig kilometer per uur overschreden.

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.


Welke plaats heeft de debatclub van onze school uiteindelijk bereikt?

Slide 20 - Question ouverte

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Voor het zoeken naar overlevenden zetten hulporganisaties na aardbevingen steeds
vaker speciaal opgeleide reddingshonden in.

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en de bijwoordelijke bepaling (bwb). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.


Gisteravond bood een bekende zangeres een van de deelnemers van de talentenshow
haar opnamestudio aan voor de opname van een cd.

Slide 22 - Question ouverte

Voor de volgende slides
Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Kies uit 
onderwerp,
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp, 
meewerkend voorwerp
 bijwoordelijke bepaling
 

Slide 23 - Diapositive

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Veel lezers stellen de redactieleden van een tijdschrift allerlei vragen.

(de redactieleden van een tijdschrift)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Vaak willen ze uitleg over een verschijnsel ontvangen.

(over een verschijnsel)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Het gepubliceerde antwoord is voor alle lezers van het blad bedoeld.

(voor alle lezers van het blad)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Op deze manier kan iedereen iets over allerlei soorten onderwerpen leren.

(iets)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Voor de redactie is het vinden van een antwoord soms een lastige klus.

(het vinden van een antwoord)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 28 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Op sommige vragen weten ze niet direct een antwoord.

(Op sommige vragen)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 29 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Daarom schrijven ze wetenschappers brieven waarin ze verzoeken de vraag te beantwoorden.

(wetenschappers)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 30 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Soms vraag ik me af hoe lezers sommige vragen durven te stellen.

(lezers)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 31 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Voor het komende nummer zullen twee extra pagina's met vragen en antwoorden worden gereserveerd.

(Voor het komende nummer)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 32 - Quiz

Benoem het zinsdeel tussen de haakjes.
Omdat ik deze rubriek zo ontzettend leuk vind, is dat voor mij de reden het nummer zeker te kopen.

(voor mij)

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 33 - Quiz