p3 - lesweek 3 - Homeschooling, naamvallen en Vokabeln

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde
  • Homeschooling
  • Zinsontleding
  • An die Arbeit
die zweite Unterrichtsstunde
  • Fragen?
  • Wörter des Tages
  • Wurst!
  • An die Arbeit! (Lesen)

Slide 2 - Diapositive

Lernziele

  • Je kunt relevante informatie uit voorspelbare kijkfragmenten begrijpen.
  • Je kunt in een zin de eerste, derde en vierde naamval bepalen.

Slide 3 - Diapositive

timer
1:00
Naamvallen?

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Vidéo

onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
- ontleden: wie/wat + persoonsvorm
- hij/hem-regel -> hij
- ontleden: AAN / VOOR wie?
- hij/hem-regel -> aan/voor hem
- ontleden: wie/wat + gezegde + onderwerp
- hij/hem-regel -> hem
De drie naamvallen (zinsdelen).
Hoe vind je ze?

Slide 6 - Diapositive

Welk zinsdeel is 'du' in de zin?

'Was willst du alles kaufen?'
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Welk zinsdeel is 'den Touristen' in de zin?

'Wir wollen den Touristen Wien zeigen.'
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Welk zinsdeel is 'eine Banane' in de zin?

'Isst du jeden Tag eine Banane?'
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Aufgabe 10 (Online)
Bestimme die Satzteile. 
Ergänze das Subjekt (= onderwerp – ow), das Dativobjekt (= meewerkend voorwerp – mvw) und das Akkusativobjekt (= lijdend voorwerp – lvw). 

Notiere auch den richtigen Fall.

Slide 10 - Diapositive

Hoe zit de zin in elkaar?
                  Mein Vater kauft ein Kilo Tomaten.

1e = onderwerp = 
4e = lijdend voorwerp = 
3e = meewerkend voorwerp =

Slide 11 - Diapositive

Hoe zit de zin in elkaar?
                  Mein Vater kauft ein Kilo Tomaten.

1e = onderwerp = mein Vater
4e = lijdend voorwerp = 
3e = meewerkend voorwerp =

Slide 12 - Diapositive

Hoe zit de zin in elkaar?
                  Mein Vater kauft ein Kilo Tomaten.

1e = onderwerp = mein Vater
4e = lijdend voorwerp = ein Kilo Tomaten
3e = meewerkend voorwerp =

Slide 13 - Diapositive

Hoe zit de zin in elkaar?
                  Mein Vater kauft ein Kilo Tomaten.
1e = onderwerp = mein Vater
4e = lijdend voorwerp = ein Kilo Tomaten
3e = meewerkend voorwerp = [is er niet]

Slide 14 - Diapositive


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 15 - Sondage

Hausaufgaben:
Kapitel 3
  • Mache: Lektion 4 Aufgaben
    8 bis einschließlich (t/m) 11

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde
  • Homeschooling
  • Zinsontleding
  • An die Arbeit
die zweite Unterrichtsstunde
  • Fragen?
  • Wörter des Tages
  • Wurst!
  • An die Arbeit! (Lesen)

Slide 18 - Diapositive

Lernziele
  • Je kunt relevante informatie uit voorspelbare kijkfragmenten bekijken.
  • Je kunt de hoofdlijn begrijpen van teksten in een krant.
  • Je kent woorden die met het thema 'Essen und Trinken' te maken hebben.

Slide 19 - Diapositive

Gibt es Fragen zu den Hausaufgaben?

Slide 20 - Diapositive

Wörter des Tages
"Ich habe Kartoffeln schon immer gemocht. Darum esse ich oft Pommes. Meistens kaufe ich sie beim Imbiss, aber manchmal mache ich sie auch selbst. Bei den Pommes esse ich nie Currywurst, denn ich bin Vegetarierin."

immer = 
oft = 
meistens = 
manchmal =
nie = 
timer
3:00

Slide 21 - Diapositive

Wörter des Tages
"Ich habe Kartoffeln schon immer gemocht. Darum esse ich oft Pommes. Meistens kaufe ich sie beim Imbiss, aber manchmal mache ich sie auch selbst. Bei den Pommes esse ich nie Currywurst, denn ich bin Vegetarierin."

immer = altijd
oft = vaak
meistens = meestal
manchmal = soms
nie = nooit
timer
3:00

Slide 22 - Diapositive

Wordwall
  • Du hast zwei Leben (Sieh die Herzen oben)! Du darfst zwei Fehler machen.
  • Innerhalb von drei Minuten solltest du die Aufgabe lösen.
  • Schau dir das Bild gut an und
    wähle das richtige deutsche Wort.
  • Meistens gibt es auch Sätze, die
    dir beim Lösen helfen können.
  • Wer oh wer ... gewinnt?

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

An die Arbeit
Was? Beantworte die Frage 6 von Lektion 4.
Wie? Alleine in Naklar
Fertig? Aufgaben 1-7
Wie lange? 5 Minuten
timer
5:00

Slide 25 - Diapositive

Wat zou een "Imbiss" kunnen zijn?
A
Een ander woord voor restaurant
B
Een ander woord voor kledingwinkel
C
Een ander woord voor snackbar
D
Een ander woord voor supermarkt

Slide 26 - Quiz

Snackbar

  • Friet wordt er anders gekruid: speciaal-kerrie-paprika-zout
  • Andere snacks als bij ons

Slide 27 - Diapositive

An die Arbeit
Was? Beantworte die Frage 7 von Lektion 4.
Wie? Alleine in Naklar
Fertig? Aufgaben 1-5
Wie lange? Bis zum Ende der Stunde

Slide 28 - Diapositive


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Hausaufgaben:
Nächstes Mal:
  • Kapitel 3: Lektion 4 fertig


Slide 30 - Diapositive