Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.
Je leert een betoog schrijven.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2-4
Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Leerdoelen
Je leert wat een betoog is.
Je leert wat een goede opbouw is van een betoog.
Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging.
Je leert een betoog schrijven.
Slide 1 - Diapositive
Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
Inleiding met stelling
Kern met argumentatie - Minimaal twee argumenten voor - Minimaal een argument tegen - Weerlegging van het tegenargument
Slot
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
De zin tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 5 - Quiz
Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst.
Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!
Slide 6 - Diapositive
INLEIDING
- Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
- Uitdagende openingszin
- Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
- Anekdote
- Persoonlijke ervaring
- Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
- Eindigen met je standpunt
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.
Slide 7 - Diapositive
Wat zet je nietin de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Niet beginnen met 'ik'
Slide 8 - Diapositive
SLOT
Herhaling van de stelling
Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
Je mag ook een combinatie maken!
Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie
Slide 9 - Diapositive
Kern:
Verdeel het in alinea's (ongeveer gelijke lengte)
Per alinea één argument / één tegenargument + weerlegging
Slide 10 - Diapositive
SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer. Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!
Slide 11 - Diapositive
Wat is een standpunt?
A
Een mening over iets.
B
Een onderbouwing.
C
Een argument.
D
Het ergens niet mee eens zijn.
Slide 12 - Quiz
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!
Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.
Slide 13 - Quiz
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
De zin tussen haakjes is een:
A
Argument
B
Standpunt
Slide 14 - Quiz
Ik denk dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers ontevreden zijn over het beleid van premier Rutte.
Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers ontevreden zijn over het beleid van premier Rutte
Slide 15 - Quiz
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Slide 17 - Diapositive
Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 18 - Diapositive
Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
Slide 19 - Diapositive
Hoe weet je of je argument klopt?
stelling want argument
Consumentenvuurwerk moet verboden worden want er zijn iedere jaarwisseling veel ongelukken.
Slide 20 - Diapositive
Smartphones op school
(inleiding)
Ze zijn niet meer weg te denken: smartphones. Bijna iedereen heeft er wel een en we brengen flink wat uren achter ons scherm door. Ook in de klas ligt de verleiding op de loer. Hoe ga je daar als school mee om? Verbieden? Ik vind dat je telefoons in de klas niet moeten verbieden.
Slide 21 - Diapositive
KERN (in het kort de hoofdpunten)
Ten eerste biedt de smartphone in de klas veel nieuwe mogelijkheden (Kahoot, Socrative, LessonUp).
Daarnaast kunnen we de leerlingen beter leren om op de juiste manier om te gaan met hun telefoon, dan het te verbieden.
De telefoon kan invloed hebben op de concentratie van leerlingen, maar we kunnen ze leren om een goede balans te hebben tussen online en offline. (tegenargument + weerlegging)
Slide 22 - Diapositive
Oefenstelling
Op blikjes moet je statiegeld gaan heffen.
Slide 23 - Diapositive
Bedenk een argument vóór de stelling.
Slide 24 - Question ouverte
Bedenk een argument tegen de stelling.
Slide 25 - Question ouverte
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Hoofdargumenten
Subargumenten
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Slide 26 - Question de remorquage
Argumentatiestructuren - Antwoord
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Je werkt op school onder toezicht.
Hoofdargumenten
Subargumenten
Meervoudige en onderschikkende argumentatie
Slide 27 - Diapositive
Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
Leraren hebben een taak in de opvoeding.
Gewelddadige games moeten verboden worden.
Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
De Nederlandse overheid moet de verkoop van tabakswaren verbieden.