Markt en Overheid - marktvormen

Wat voor een marktvorm vormen de terrasjes in Maastricht?
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Wat voor een marktvorm vormen de terrasjes in Maastricht?
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 1 - Quiz

In welk marktvorm functioneert Transavia (vliegmaatschappij)?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Heterogeen oligopolie

Slide 2 - Quiz

Wat voor een marktvorm past bij de bloemenveiling?
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 3 - Quiz

Welke marktvorm kent een klein aantal aanbieders (die het grootste gedeelte van de markt in handen hebben?)
A
volkomen concurrentie
B
monopolie
C
oligopolie
D
monopolistische concurrentie

Slide 4 - Quiz

Bij welke marktvorm zal een prijsdaling het grootste effect hebben op de afzet?
A
heterogeen oligopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Homogeen oligopolie
D
Monopolie

Slide 5 - Quiz

GEEN kenmerk van de marktvorm volkomen concurrentie is ...
A
veel aanbieders
B
heterogeen product
C
vrije toe- en uittreding
D
transparante markt

Slide 6 - Quiz

Deze marktvorm(en) kent/kennen een transparante markt
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
volkomen concurrentie

Slide 7 - Quiz

vaste kosten € 13.500,-
variabele kosten € 14,-
verkoopprijs € 27,50
Productiecapaciteit is 2000 stuks
A
De break-even afzet € 100,-
B
De break-even afzet is 100
C
De break-even afzet is € 1.000,-
D
De break-even omzet is € 27.500,-

Slide 8 - Quiz

vaste kosten € 13.500,-
variabele kosten € 14,-
verkoopprijs € 27,50
Productiecapaciteit is 2000 stuks
Bereken de winst.
A
De winst is 0
B
De winst is € 13.500
C
De winst is € 371.250,-
D
De winst is € 27.000,-

Slide 9 - Quiz

Hoe kan de totale winst worden berekend?
A
TW = TO - GTK
B
TW = P x Q - GVK
C
TW = ( P-GTK) * Q
D
TW = TO - TVK - GCK

Slide 10 - Quiz

Bereken de evenwichtsprijs en hoeveelheid
A
p=12 q = 80
B
p= 9,33 q= 266,6
C
p = 4 q= 160
D
p= 28 q = 640

Slide 11 - Quiz

Bereken de omzet
QV = -2P + 50
QA = 3P -50
A
€ 20,-
B
€ 100,-
C
€ 200,-
D
€ 10,-

Slide 12 - Quiz

Bereken het producentensurplus bij een prijs van € 18,-
QV = -2P + 50
QA = 3P -45
A
€ 14,-
B
€ 9,-
C
€ 49,-
D
€ 13,50

Slide 13 - Quiz

Wat is de break-even afzet?
A
50
B
50.000
C
2.500.000
D
125.000

Slide 14 - Quiz

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de aanbodlijn?
A
Afname aantal aanbieders
B
Stijging van prijs concurrerende producten
C
Daling variabele kosten per product
D
Afname productiviteit

Slide 15 - Quiz