Uitlegles leerdoel 5

H3 Getallen




Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.
Leg je laptop dicht op tafel neer.

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H3 Getallen




Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen open op tafel.
Leg je laptop dicht op tafel neer.

Slide 1 - Diapositive

Opbouw les 
  • Start
  • Vragen huiswerk
  • Uitleg leerdoel 5
  • Aan de slag
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

bedrag = 250 - aantal x 15    is stijgend



bedrag = 150 + 7,50 x aantal     is dalend



aantal x 5 + 200 = bedrag      is dalend
Denk je dat het klopt zet een groen vinkje, denk je dat het fout is zet een rood kruisje

Controleer de volgende beweringen
?
?
?

Slide 3 - Question de remorquage

De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal. 

Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
Welk woord staat hier?
e
r
l
i
n
s
a
i

Slide 4 - Question de remorquage

Ik kan grafieken met elkaar vergelijken
Succescriteria
Ik kan een grafiek tekenen bij een formule.
Ik weet wat lineaire grafieken en formules zijn. 
Ik weet wat het snijpunt is en wat dit punt betekent in een grafiek.
Ik kan twee grafieken in één assenstelsel tekenen met een juist gekozen stapgrootte op de as.
Ik kan controleren of het snijpunt klopt door de waarde in de formule in te vullen.



Slide 5 - Diapositive

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.

Slide 6 - Diapositive

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc
timer
2:00

Slide 7 - Diapositive

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc


timer
2:00
Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Slide 8 - Diapositive

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc




Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Slide 9 - Diapositive

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc


Teken de grafieken bij de formules:

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Slide 10 - Diapositive

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Aantal maanden
Aantal maanden
Bedrag in euro's
Bedrag in euro's

Slide 11 - Diapositive

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Aantal maanden
Aantal maanden
Bedrag in euro's
Bedrag in euro's

Slide 12 - Diapositive

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Aantal maanden
Aantal maanden
Bedrag in euro's
Bedrag in euro's
Het is moeilijk te zien welk abonnement het goedkoopst is.
Daarom tekenen wij de grafieken in één assenstelsel.

Slide 13 - Diapositive

Voeg de tabellen samen:




Wat valt je op?

Slide 14 - Diapositive

Voeg de tabellen samen:




Wat valt je op?

Slide 15 - Diapositive

Voeg de tabellen samen:







Wat valt je op?



Teken de grafieken in één assenstelsel:
Bedrag in euro's
Aantal maanden

Slide 16 - Diapositive

Voeg de tabellen samen:







Wat valt je op?



Teken de grafieken in één assenstelsel:
Bedrag in euro's
Aantal maanden
Het snijpunt:

Na 4 maanden zijn de abonnementen allebei 80 euro.

Slide 17 - Diapositive

Antwoord op de vraag:

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?
Bedrag in euro's
Aantal maanden
Ivan
Luc

Slide 18 - Diapositive

Antwoord op de vraag:

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?


Na 4 maanden is het abonnement van Luc goedkoper dan het abonnement van Ivan. 

Luc heeft dus gelijk, maar pas na 4 maanden.
Bedrag in euro's
Aantal maanden
Ivan
Luc

Slide 19 - Diapositive

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. 


Slide 20 - Diapositive

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. 


Snijpunt (4,80)

Slide 21 - Diapositive

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10

Slide 22 - Diapositive

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + 4 x 15 = 80 euro


Slide 23 - Diapositive

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + 4 x 15 = 80 euro


Bedrag = 40 + 4 x 10 = 80 euro

Slide 24 - Diapositive

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + 4 x 15 = 80 euro


Bedrag = 40 + 4 x 10 = 80 euro
Na 4 maanden is het bedrag in beide formules 80 euro.

Dus het snijpunt klopt. 

Slide 25 - Diapositive


Begrijp jij de uitleg?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Welke vragen heb je over het huiswerk? 
Noteer alleen het opgave nummer.

Slide 27 - Carte mentale

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak opgaven: 





Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!


Ondersteunend: 27, O28, 28, O30, 30, 31
Doorlopend: 27, 28, 29, 30, 31
Uitdagend: 28, 29, 30, 31, U6

Ondersteunend: O34, 34, 35, O36, 36
Doorlopend: 33, 34, 35, 36, 37
Uitdagend: 34, 36, 37, U7, U8

Slide 29 - Diapositive

Je hebt al geleerd ... 





.. hoe je een formule bij een beschrijving maakt. 
Tess verkocht met oud en nieuw oliebollen voor 0,50 euro per stuk. Het bereiden van de oliebollen was natuurlijk niet gratis. De kosten voor de bereiding waren 0,25 cent per oliebol en 10 euro voor de boodschappen. Hoeveel oliebollen moet Tess verkopen zodat ze geen verlies heeft? 

Slide 30 - Diapositive


Teken een assenstelsel met bij de horizontale as de tijd in uren en bij de verticale as het bedrag in euro's. 
Teken een lijn door de punten (4,10) en (12,6).
Welke coördinaten heeft het snijpunt van deze lijn met de horizontale as?
Maak een formule bij deze lijn. 
(Noteer de 3 stappen: begin waarde, stapgrootte en formule)
timer
7:00

Slide 31 - Question ouverte


Maak de formule bij deze grafiek.
(Noteer de 3 stappen: begin waarde, stapgrootte en formule)

Slide 32 - Question ouverte

Je hebt al geleerd ... 





.. hoe je een formule bij een beschrijving maakt. 


.. hoe je een grafiek maakt bij een formule. 
Tess verkocht met oud en nieuw oliebollen voor 0,50 euro per stuk. Het bereiden van de oliebollen was natuurlijk niet gratis. De kosten voor de bereiding waren 0,25 cent per oliebol en 10 euro voor de boodschappen. Hoeveel oliebollen moet Tess verkopen zodat ze geen verlies heeft?

Opbrengst = aantal oliebollen x 0,50
Kosten = 10 + aantal oliebollen x 0,25




Slide 33 - Diapositive

Je hebt al geleerd ... 





.. hoe je een formule bij een beschrijving maakt. 


.. hoe je een grafiek maakt bij een formule. 
Tess verkocht met oud en nieuw oliebollen voor 0,50 euro per stuk. Het bereiden van de oliebollen was natuurlijk niet gratis. De kosten voor de bereiding waren 0,25 cent per oliebol en 10 euro voor de boodschappen. Hoeveel oliebollen moet Tess verkopen zodat ze geen verlies heeft?

Opbrengst = aantal oliebollen x 0,50
Kosten = 10 + aantal oliebollen x 0,25




Opbrengst in euro's 
Aantal verkochte oliebollen
Opbrengst in euro's 
Aantal verkochte oliebollen

Slide 34 - Diapositive

Je hebt al geleerd ... 





.. hoe je een formule bij een beschrijving maakt. 


.. hoe je een grafiek maakt bij een formule. 
Tess verkocht met oud en nieuw oliebollen voor 0,50 euro per stuk. Het bereiden van de oliebollen was natuurlijk niet gratis. De kosten voor de bereiding waren 0,25 cent per oliebol en 10 euro voor de boodschappen. Hoeveel oliebollen moet Tess verkopen zodat ze geen verlies heeft?

Opbrengst = aantal oliebollen x 0,50
Kosten = 10 + aantal oliebollen x 0,25




Opbrengst in euro's 
Aantal verkochte oliebollen
Opbrengst in euro's 
Aantal verkochte oliebollen
Als je de grafieken in één assenstelsel tekent kun je ze veel beter vergelijken.

Slide 35 - Diapositive

Je hebt al geleerd ... 





.. hoe je een formule bij een beschrijving maakt. 


.. hoe je een grafiek maakt bij een formule. 


Tess verkocht met oud en nieuw oliebollen voor 0,50 euro per stuk. Het bereiden van de oliebollen was natuurlijk niet gratis. De kosten voor de bereiding waren 0,25 cent per oliebol en 10 euro voor de boodschappen. Hoeveel oliebollen moet Tess verkopen zodat ze geen verlies heeft? 

Opbrengst = aantal oliebollen x 0,50
Kosten = 10 + aantal oliebollen x 0,25





Nu leer je ...


Hoe je twee formules vergelijkt door de bijbehorende grafieken in één assenstelsel te tekenen..

Slide 36 - Diapositive

Je hebt al geleerd ... 





.. hoe je een formule bij een beschrijving maakt. 


.. hoe je een grafiek maakt bij een formule. 


Tess verkocht met oud en nieuw oliebollen voor 0,50 euro per stuk. Het bereiden van de oliebollen was natuurlijk niet gratis. De kosten voor de bereiding waren 0,25 cent per oliebol en 10 euro voor de boodschappen. Hoeveel oliebollen moet Tess verkopen zodat ze geen verlies heeft? 

Opbrengst = aantal oliebollen x 0,50
Kosten = 10 + aantal oliebollen x 0,25





Opbrengst in euro's 
Aantal verkochte oliebollen
Nu leer je ...


Hoe je twee formules vergelijkt door de bijbehorende grafieken in één assenstelsel te tekenen..

Slide 37 - Diapositive

ie
a
c
u
l
d
y
s
c
timer
0:30
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
A
B

Slide 38 - Question de remorquage