Samengestelde zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Grammatica zinsdelen

Samengestelde zinnen

Doel:

Ik kan in samengestelde zinnen onderwerpen en persoonsvormen vinden.

Instructie

Iedere zin heeft een persoonsvorm

Zin met 1 persoonsvorm en 1 onderwerp = enkelvoudige zin

Zin met 2 of meer persoonsvormen = een samengestelde zin

(Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp)

Verbindingswoorden

Ik ren naar huis. Jij loopt naar huis.

Ik ren naar huis en jij loopt naar huis.

Ik ren naar huis maar jij loopt naar huis.

Ik koop koekjes voordat ik aan het werk ga.

Ik koop koekjes omdat ik erg veel trek heb.

Zo vind je pv en ow

1. Doe de tijdsproef!
2.  Vraag bij elke pv: Wie(wat) + pv?
   

Is dit een samengestelde zin?

De keeper kon drie ballen jammer genoeg niet tegenhouden.

1. ja
2. nee

Is dit een samengestelde zin?
Je kunt te allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.

1. ja
2. nee

Is dit een samengestelde zin?
Ik kan het bedrag wel contant betalen, maar bij voorkeur pin ik even.

1. ja
2. nee

Is dit een samengestelde zin?
Jetta krijgt een bril, omdat ze in de verte niet goed kan zien.

1. ja
2. nee

Is dit een samengestelde zin?

Tyger komt op de fiets naar het Centraal en de rest van de klas komt met de tram.

1. ja
2. nee

Noteer eerst de persoonsvormen en daaronder de onderwerpen:
Mira kreeg een bekeuring, omdat ze op de stoep fietste.

Noteer eerst de persoonsvormen en daaronder de onderwerpen:
Ik vind deze broek wel mooi, maar Anja vindt 'm foeilelijk.

Noteer eerst de persoonsvormen en daaronder de onderwerpen:
Omdat Linda niet goed functioneerde op haar werk, heeft haar baas haar ontslagen.

Noteer eerst de persoonsvormen en daaronder de onderwerpen:
Timo bezorgt reclamefolders en hij heeft een krantenwijk.

Kun je zelfstandig aan de slag?

1. ja
2. nee

succes!