MT3a, chapter 1, grammar 2: Tag questions

WELCOME 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WELCOME 

Slide 1 - Diapositive

Present simple vs Present continuous

Slide 2 - Diapositive

Present simple

- feit
- gewoonte
-regelmatig terugkerende gebeurtenis


Let op signaalwoorden die aan aangeven hoe vaak iets gebeurt:
always, never, every ..., sometimes, usually, regularly, normally, often

Slide 3 - Diapositive

Present simple

hele werkwoord gebruiken bij elke persoon

I like biscuits.

I don't like biscuits at all.

Do you like biscuits?


Shit rule: bij He/She/It -> werkwoord + (e) s

Denk bij vragen en ontkenningen aan do/ does & don't/doesn't.



Slide 4 - Diapositive



Slide 5 - Diapositive

Present continuous

- handeling / gebeurtenis die nu aan de gang is

- handeling/gebeurtenis is tijdelijk


signaalwoorden in deze zinnen: right now, now, at the moment, look!, listen!

Slide 6 - Diapositive

Present simple
Present Continuous

Slide 7 - Diapositive

Every Monday, Sally ___(drive) her kids to football practice.

Slide 8 - Question ouverte

Ssshh! Be quiet! John ___(sleep).

Slide 9 - Question ouverte

 present tenses & tags
- herhaling  uitleg present simple and present continuous
- opdrachten hiermee gemaakt. 

Slide 10 - Diapositive

This week's goals:
- I understand grammar 2: Tag questions
- I can use tag questions in a sentence

Slide 11 - Diapositive

Tag questions 
 Tag questions zijn de korte vragen die je regelmatig terugziet aan het einde van een Engelse zin. Je zou ze kunnen vertalen met "toch?" of "hè?".

Zij is wel cool, he?
Je bent niet boos, toch?

Slide 12 - Diapositive


Question tags
Waarom gebruiken de Engelsen een Tag Question?
A
Daarmee stel je een vraag.
B
Om de vraag nogmaals kort te herhalen.
C
Om bevestiging te vragen.

Slide 13 - Quiz

Question Tags repeat

Slide 14 - Diapositive

Tags
In het Engels doen we dit heel anders: 
You are happy (herhaal werkwoord +  not = aren't) + onderwerp
You are happy, aren't you?
bij andere werkwoorden heb je een hulpwerkwoord (hww) nodig
That guy looks like Peter, doesn't he?

Slide 15 - Diapositive

Tag question
Na een bevestigende zin ( + ),
komt een ontkennende ( - ) en andersom.
You're at school, aren't you?
He can't hear me, can he?
Hi there, it's Sharon, isn't it?

Slide 16 - Diapositive

Tag Question
je mag onderstaande woordjes herhalen in de tag question:

* vormen van "to be" (am, are, is, was, were). 
Let op: I am happy, aren't I?
* hulpwerkwoorden (can, could, should, would, will, may, might).
* have / has 


In alle andere gevallen: 
gebruik een vorm van "to do" in de question tag.

t.t: do/does
v.t: did 

He loves school, doesn't he?
My dad hated dogs, didn't he?

Slide 17 - Diapositive



Tag question is een aangeplakte vraag.

- als de hoofdzin - is, is de tag question + en andersom.
- je gebruikt het onderwerp en werkwoord.

Stappenplan:

1) wat is het 1e werkwoord in de vraag.
2) mag je dit werkwoord herhalen? (to be, to have, hww)
3) Ja, dan doe je dat.
4) nee? kies do/does of did.
5) wie doet er wat in de zin? Wat is het onderwerp?
6) herhaal dit in de tag question.

Slide 18 - Diapositive

Stappenplan:

1) wat is het 1e werkwoord in de vraag.
2) mag je dit werkwoord herhalen? (to be, to have, hww)
3) Ja, dan doe je dat.
4) nee? kies do/does of did.
5) wie doet er wat in de zin? Wat is het onderwerp?
6) herhaal dit in de tag question.

Nick speaks excellent English, ________

1) speaks
2) to be, to have, hww?
3) -
4) nee => do/does of did. 
5) Nick => he
6) hoe wordt nu de tag question?

Slide 19 - Diapositive

Nick speaks excellent English, __________

Slide 20 - Question ouverte

He isn't a strict teacher, ______________
A
is he?
B
isn't he?
C
he is?
D
doesn't he?

Slide 21 - Quiz

You have seen this film before, 
I am walking to school, 
My parents love to go on holiday, 
I told her that I loved her, 
don't they?
haven't you?
aren't I?
didn't I?

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Vidéo


These women aren't independent, ...?

A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 24 - Quiz


She won't be there, ____?
A
will she?
B
does she?
C
isn't she?
D
won't she?

Slide 25 - Quiz



You have never been in Paris,_____?
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 26 - Quiz


There were a lot of people, ...?

A
there were?
B
weren't they?
C
were there?
D
weren't there?

Slide 27 - Quiz

This week's goals:
- I understand grammar 2: tag questions.
- I can use tag questions in a sentence. 

Slide 28 - Diapositive

- grammar 2: Tag questions
Do: exercise 28 a + b, 35a, 36, (37, 40, 46a)

Meer oefening met de tag question nodig?
+ Online oefenen: slim stampen
Grammar 2A en 2B


Slide 29 - Diapositive