H12 CONSTRUCTIES - VOORKENNIS

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 4

doelen krachten basisstof 1 + 2

Beheers ik de doelen die horen bij basisstof 1 + 2 van het hoofdstuk krachten? 

Text

Je kunt de uitwerkingen van een kracht benoemen.

Je kunt kracht meten met een krachtmeter/veerunster.

Je kunt de drie onderdelen van een krachtpijl benoemen.

Je kunt verschillende soorten krachten herkennen.

Je kunt het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming.

Je kunt trekkrachten en drukkrachten in een constructie onderscheiden.

Je kunt bij een aantal soorten bruggen benoemen welke krachten optreden.

Je kunt rekenen met de formule voor de zwaartekracht

Je kunt de resulterende kracht (nettorkracht) op een voorwerp bepalen

Je kunt de uitwerkingen van een kracht benoemen. 

Je kunt kunt een voorbeeld van een krachtmeter benoemen

Je kunt de drie onderdelen van een krachtpijl benoemen. 

Je kunt verschillende soorten krachten herkennen. 

Je kunt het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming. 

Je kunt trekkrachten en drukkrachten in een constructie onderscheiden. 

Je kunt bij een aantal soorten bruggen benoemen welke krachten optreden.

Je kunt rekenen met de formule voor de zwaartekracht 

Je kunt de resulterende kracht (nettokracht) op een voorwerp bepalen

Je kunt rekenen met de formule voor de zwaartekracht 

 

Een kracht kan:

1. vorm en richting veranderen
2. richting en snelheid veranderen
3. vorm en snelheid veranderen
4. vorm, snelheid en richting veranderen.

Spierkracht

Kleefkracht

Motorkracht

Spankracht

De eenheid van kracht is:

1. gram
2. kilogram
3. newton
4. newton per vierkante meter.

De Zwaartekracht reken je uit met de formule:

1. F = m x a
2. Fz = m x g
3. Fz = m x V
4. Nz = m x 10

Je staat op de weegschaal. De weegschaal wijst 49 kg aan. Hoe groot is de zwaartekracht op je lichaam?

1. 4,9 kg
2. 490 kg
3. 49 N
4. 490 N

Een slappe veer gebruik je voor zware voorwerpen

1. waar
2. niet waar

Een weegschaal is een voorbeeld van een krachtmeter.

1. waar
2. niet waar

welke 4 krachten werken hier?

F2 = 53 N de krachtenschaal is 1 cm ≙ 15 N. hoeveel cm moet zijn pijl dan zijn?

Elke fietser levert een kracht van 150 N. De luchtweerstand is 300 N
De resulterende kracht is:

Text

1. 0 N
2. 150 N
3. 300 N
4. 150 x 150 = 22,5 kN

Hoeveel is de resulterende kracht?

1. 100 N
2. 300 N
3. 700 N
4. 500 N

Eugène wil twee krachten tekenen. De
eerste kracht is 4,0 N groot; de tweede kracht is 6,0 N groot.
Welke krachtenschaal kan hij het best nemen?

1. 1cm=2 N
2. 1cm= 1 N
3. 1cm = 3N
4. 1cm=4N

In welk gedeelte werkt/werken de drukkracht(en) --> TG

1. A
2. A en B
3. B
4. geen van beide