Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Kaartlezen en schaal
Hoe werkt dat?
Slide 1 - Diapositive
Leren:
✅ wat is een kaart
✅ waarvoor gebruik je
kaarten
✅ 4 dingen die je nodig hebt
om een kaart te lezen
✅ schaal berekenen
✅ begrippen
Slide 2 - Diapositive
Begrippen:
✅ gebied
✅ kaart
✅ kaartlezen
✅ legenda
✅ noordpijl
✅ schaal
✅ titel
Slide 3 - Diapositive
Gebieden en kaarten
Gebied = stuk aardoppervlak
Kaart = verkleinde tekening van een gebied
Waarom gebruik je een kaart?
Bijvoorbeeld:
- namen van plaatsen, rivieren of gebergten
- waar wonen de meeste mensen
- waar zijn wegen of vliegvelden
Slide 4 - Diapositive
kaart Losser en omgeving
Je ziet de kaart van Losser en omgeving
Welke informatie geeft deze kaart?
Slide 5 - Diapositive
Wat heb je nodig voor kaartlezen?
1- titel: wat is het onderwerp?
2- noordpijl: waar is het noorden?
3- legenda: uitleg kleuren en symbolen
4- schaal: hoeveel verkleind is het gebied
Slide 6 - Diapositive
Soms staat er geen noordpijl op de kaart, hoe weet je dan waar het noorden is?
Slide 7 - Question ouverte
Schaal
Omdat een kaart een gebied kleiner afbeeldt, zijn de afstanden tussen plaatsen ook verkleind. Je gebruikt de schaal van een kaart als je de werkelijke afstand tussen plaatsen wilt weten.
Hoe werkt het?
Slide 8 - Diapositive
schaal
Rechtsboven staat dat de schaal van deze kaart 1:200.000 is.
1:200.000
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 2 kilometer
berekenen schaal
Je meet met je lineaal hoeveel centimeter 2 plaatsen van elkaar liggen op de kaart. Dan kijk je wat de schaal van de kaart is. In dit geval: 1:200.000. Je streept ALTIJD 5 nullen weg: 1 cm is dus 2 kilometer in het echt.
Stel plaats A en B liggen 5 centimeter uit elkaar op de kaart dan is dat in werkelijkheid 5 x 2 km. = 10 kilometer.
Slide 9 - Diapositive
Linksonder zie je de schaal van deze kaart. Hoeveel km is 1 cm in werkelijkheid?