Kaartvaardigheden

 1.1 Werken met kaarten
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

 1.1 Werken met kaarten

Slide 1 - Diapositive

Vandaag 
- leren we over de onderdelen op een kaart 
- zelfstandig werken
- klassikaal de opdrachten bespreken 

Slide 2 - Diapositive

Welke onderdelen
vind je op een kaart?

Slide 3 - Carte mentale

6 onderdelen van een kaart

Slide 4 - Diapositive

Wat heb je nodig voor kaartlezen?
1- titel: wat is het onderwerp?
2- noordpijl: waar is het noorden?
3- legenda: uitleg kleuren en symbolen
4- schaal: hoeveel verkleind is het gebied

Slide 5 - Diapositive

Soms staat er geen noordpijl op de kaart, hoe weet je dan waar het noorden is?

Slide 6 - Question ouverte

Schaal
Omdat een kaart een gebied kleiner afbeeldt, zijn de afstanden tussen plaatsen ook verkleind. Je gebruikt de schaal van een kaart als je de werkelijke afstand tussen plaatsen wilt weten.

Hoe werkt het?


Slide 7 - Diapositive

Berekenen
cm naar km
5 nullen eraf

Slide 8 - Diapositive


schaal
Rechtsboven staat dat de schaal van deze kaart 1:200.000 is.
1:200.000
1 centimeter op de kaart is in werkelijkheid 2 kilometer 
berekenen schaal
Je meet met je lineaal hoeveel centimeter 2 plaatsen van elkaar liggen op de kaart. Dan kijk je wat de schaal van de kaart is. In dit geval: 1:200.000. Je streept ALTIJD 5 nullen weg: 1 cm is dus 2 kilometer in het echt. 
Stel plaats A en B liggen 5 centimeter uit elkaar op de kaart dan is dat in werkelijkheid 5 x 2 km. = 10 kilometer.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Diapositive

In- en uitzoomen

- Inzoomen: dingen groter laten zien. Aarde dichterbij halen 
- Uitzoomen: dingen kleiner laten zien. Verder van de aarde

Slide 12 - Diapositive

Weer even aan het werk


Maak de opdrachten  5 t/m 9

BLZ 10 t/m 12



 Klaar?

Laten we de opdrachten klassikaal bespreken

Slide 13 - Diapositive

Check je leerdoel
Een aantal vragen 
Doe goed mee

Slide 14 - Diapositive

Welk onderdeel hoort niet bij een kaart?
A
Titel
B
Legenda
C
Plaatsnamen
D
Noordpeil

Slide 15 - Quiz

Linksonder zie je de schaal van deze kaart. Hoeveel km is 1 cm in werkelijkheid?

Slide 16 - Question ouverte

Op een kaart dingen groter tekenen noemen we
A
Inzoomen
B
Uitzoomen

Slide 17 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50 000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 18 - Quiz

Verhouding tussen de afstand op de kaart en die in werkelijkheid
A
kaart
B
legenda
C
schaal
D
schaalstok

Slide 19 - Quiz

Waar zoek je het best als je een kaart zoekt?
A
Legenda
B
Inhoud
C
Namenregister
D
Landenregister

Slide 20 - Quiz

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50 000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 21 - Quiz

... geeft aan hoe groot een centimeter op een kaart in het echt is
A
Een schaalstok
B
Een legenda
C
Een windroos

Slide 22 - Quiz

Hoe noem je de informatie aan de rechterkant van de afbeelding?
A
Omschrijving
B
Agenda
C
Legenda
D
Kaart

Slide 23 - Quiz

N
Sleep de windrichtingen naar de juiste plaats bij de windroos.
Oosten
Zuiden
Westen

Slide 24 - Question de remorquage

Uitgezoomde kaart
Ingezoomde kaart

Slide 25 - Question de remorquage