Les 38 Dienstag afsluit K3+K4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Du hast 3 min für:

• oortjes uit
• mobiel in je tas
• iPad/boeken op tafel
• ingelogd in LessonUp

Das Programm

• Wiederholung K3 + K4
• An die Arbeit!
• Fragen?

Kapitel 3: Doe je boek A open op blz. 96!

Neem eerst de lernliste op blz 96-98 goed door. 

Als je klaar bent, ga dan verder met de oefeningen in deze LessonUp!

die Lehrerin

der Test

die Hausaufgaben

die Stunde

die Schule

das Gymnasium

der Lehrer

der Stundenplan

die Realschule

das Heft

das Buch

de leraar

de lerares

het lesrooster

het boek 

het (les)uur

het huiswerk

het schrift

vmbo-t/havo

vwo

de school

de toets

die Hausaufgaben

Erdkunde

Biologie

Deutsch

Mathe

Englisch

Geschichte

Sport

Niederländisch

Kunst

Duits

het huiswerk

geschiedenis

tekenen/

handvaardigheid

gym

Wiskunde

aardrijkskunde

Engels

biologie

Nederlands

am Montag

am Dienstag

am Mittwoch

am Donnerstag

am Freitag

am Samstag

am Sonntag

um ein Uhr

Viertel nach eins

halb zwei

Viertel vor zwei

op woensdag

op maandag

om één uur

op zaterdag

op dinsdag

half twee

op vrijdag

kwart voor twee

op donderdag

kwart over één

op zondag

Rangtelwoorden

Je oefent rangtelwoorden in de volgende slide.

erste

zweite

dritte

vierte

fünfte

sechste

siebte

achte

neunte

zehnte

derde

zevende

eerste

vijfde

tweede

tiende

vierde

negende

zesde

achtste

der

die

das

vrouwelijke personen/dieren

mannelijke personen/dieren

meervoudsvormen

woordjes die in NL "het" als lidwoord hebben

woordjes die eindigen op: -e / -in, -heit, - keit-schaft

Kapitel 4: Doe je boek open op blz. 132!

Neem eerst de lernliste op blz 132-134  goed door. 

Als je klaar bent, ga dan verder met de oefeningen in deze LessonUp!

Zoek de juiste vertalingen bij elkaar

die Katze

das Meerschweinchen

der Hund

das Pferd

die Kuh

das Schaf

die Schlange

der Affe

der Fisch

de kat

de koe

de cavia

de hond

het paard

de slang

het schaap

de vis

de aap

Opdracht 2

Welke dieren herken je in de volgende zinnen. 

Schrijf ze in het Nederlands op!

(denk ook aan de meervoudsvorm)

Let op! Schrijf alleen het woord op en niet de hele zin!

Ich habe das Pferd schon geputzt.

Hast du die Affen schon gefüttert?

Opdracht 3

Kies de juiste vertaling in het Duits

schattig

1. machen
2. schätzen
3. dick
4. süß

spelen

1. spühlen
2. spillen
3. spielen
4. spolen

gaan

1. gahn
2. gehen
3. finden
4. bekommen

Opdracht 4

Help!!!!!

Wat betekenen de volgende woorden in het Duits?

Schrijf op!

ik speel (spielen)

jij houdt erg van (lieben)

jullie komen (kommen)

Uitdaging:
Vertaal de volgende zin in het Duits;
Wij spelen buiten.

An die Arbeit!

Stap 1: Controleer of je de Wiederholung van K3 + K4 hebt gemaakt op blz. 178-185.

Stap 2: Oefen met de oefenstencils die je krijgt van de docent.

Stap 3: Leer alvast voor de toets. Uit het boek of ga aan de slag met Quizlet.

Klaar?: Maak de oefentoets op Neue Kontakte en bekijk je score.

Hoe vond je het gaan?

1. heel goed
2. goed
3. moeilijk
4. redelijk