Stofeigenschappen

Stofeigenschappen
Een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Stofeigenschappen
Een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen.

Slide 1 - Diapositive

Stofeigenschappen
  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Oplosbaarheid
  • Kook/smeltpunt
  • Dichtheid

Slide 2 - Diapositive

Mengsels
(herhaling)

Door stoffen te mengen kun je de stofeigenschappen veranderen.

Slide 3 - Diapositive

Soorten mengsels
  • Oplossing - helder (je kunt er door heen kijken) mengsel waar in één stof is opgelost in de ander. Bijvoorbeeld limonade.
  • Suspensie - Een troebel (je kunt er niet door heen kijken) mengsel van een vaste stof in een vloeistof. Bijvoorbeeld sinaasappelsap.
  • Emulsie - Een troebel of gekleurd mengsel van stoffen die niet in elkaar kunnen oplossen en dus niet goed mengen.  Bijvoorbeeld olie en water

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Scheidingsmethoden
Soms willen wij juist maar één stof uit dat mengsel hebben. Dan moeten we dit mengsel uit elkaar halen: scheiden

Slide 7 - Diapositive

Filtreren
Berust op het verschil in deeltjesgrootte


Grote (vaste) deeltjes blijven achter in filter (residu)
kleine deeltjes gaan er doorheen (filtraat)


Bijvoorbeeld bij koffie zetten

Slide 8 - Diapositive

Extraheren
Berust op het verschil in oplosbaarheid.

Sommige deeltjes in het mengsel 
lossen op, anderen niet.

Bijvoorbeeld bij thee zetten

Slide 9 - Diapositive

Destilleren
Berust op het verschil in kookpunt.

Een mengsel wordt verhit tot net boven het kookpunt van de gewenste stof. Deze gaat verdampen, condenseert vervolgens
weer en wordt opgevangen (destillaat). 

De rest van het mengsel (met een hoger 
kookpunt) blijft achter in de maatkolf (residu). 

Slide 10 - Diapositive

0

Slide 11 - Vidéo

Fasen
Fases zijn de toestanden ("vormen") waarin stoffen kunnen voorkomen. Deze drie verschillende fasen zijn vast, vloeibaar en gas. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Faseovergangen
Stoffen kunnen veranderen van fase als er energie (in de vorm van warmte) wordt toegevoegd of als er energie verloren gaat. 
Deze veranderingen noemen wij faseovergangen.

Slide 14 - Diapositive

Vervluchtigen

Slide 15 - Diapositive

Het weer
In het weer spelen faseovergangen een belangrijke rol.

Slide 16 - Diapositive

Neerslag
  • IJs - Door het bevriezen van water ontstaat er ijs, dit kan ook weer smelten als de temperatuur weer daalt.
  • Dauw - Door het condenseren van waterdamp vormen er kleine waterdruppels op een oppervlakte. 
  • Mist - Waterdamp condenseert in de lucht en vormt hele kleine waterdruppels die blijven zweven in de lucht.
  • Rijp - Waterdamp moleculen (deeltjes) kristalliseren op een koud oppervlakte.

Slide 17 - Diapositive

Temperatuur
Temperatuur is de gemiddelde bewegingsenergie van een deeltje.
Warmte is hoeveelheid energie dat een voorwerp heeft.

Slide 18 - Diapositive

Kook-/smeltpunt
Zuivere stof -> Kookpunt - Kooktraject <- Mengsel
Zuivere stof -> Smeltpunt - Smelttraject <- Mengsel

Slide 19 - Diapositive

Temperatuur



0 graden celcius = 273 Kelvin
0 Kelvin = -273 graden celcius

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Massa en volume
Massa= hoeveelheid van een stof (weegschaal) 
Volume= hoeveel ruimte een bepaalde hoeveelheid van de stof inneemt

Slide 22 - Diapositive

Dichtheid
Dichtheid= hoeveel massa van een stof aanwezig is in een bepaald volume.
Hoe dicht de deeltjes op elkaar zitten

Slide 23 - Diapositive

Dichtheid
Dichtheid berekenen

dichtheid wordt weergegeven met Griekse 
letter rho 

Slide 24 - Diapositive

Dichtheid berekenen
De massa van een balk is 150 gram. Het voorwerp heeft een lengte van 10 centimeter, een breedte van 2 en een hoogte van 3. Bereken de dichtheid van de balk. Vergeet de eenheid niet op te schrijven.

Slide 25 - Diapositive

Zinken drijven zeven
  • Een voorwerp zinkt als de dichtheid groter is dan de dichtheid van water.
  • Een voorwerp drijft als de dichtheid kleiner is dan de dichtheid van water.
  • Een voorwerp zweeft als de dichtheid even groot is als de dichtheid van water.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Kennen

  • Je kent de verschillende stofeigenschappen.
  • Je kent de drie scheidingsmethoden en op welk verschil deze gebaseerd zijn.
  • Je kent de drie verschillende soorten mengsels en hoe je kunt zien wat voor soort mengsel het is.
  • Je kent de drie verschillende eenheden van termperatuur.
  • Je kent de 3 fasen.
  • Je kent de 6 faseovergangen.
  • Je weet dat een kookpunt een punt bevat waarop de temperatuur constant blijft.
  • Je weet dat een kooktraject een traject bevat waarop de temperatuur licht blijft stijgen.














Slide 28 - Diapositive

Kunnen
  • Je kunt temperatuur omrekenen van graden celcius naar kelvin en andersom.
  • Je kunt een fasedriehoek invullen (kan anders zijn dan boekje).
  • Je kunt een grafiek maken en hierbij de assen benoemen, een asverdeling maken, de punten plotten en een lijn hierbij maken.
  • Je kunt het verschil tussen een kookpunt en een kooktraject uitleggen.
  • Je kunt de dichtheid berekenen met de formule dichtheid = massa: volume.
  • Je kunt het volume berekenen met L×B×H.













Slide 29 - Diapositive