Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Er zijn drie manieren waarop je afhankelijk kan zijn van genotsmiddelen: lichamelijk, geestelijk, en sociaal.
Als je lichamelijk afhankelijk bent van een genotsmiddelen en je stopt met gebruiken, kan je _______ ontwikkelen.
A
Verslavingsverschijnselen
B
Ontwenningsverschijnselen
C
Gewenningsverschijnselen
Slide 3 - Quiz
Je rookt elke dag. Je vindt het moeilijk om te stoppen omdat je dan niet meer samen met je vrienden gezellig buiten kunt staan. Op welke manier ben je dan afhankelijk van een genotmiddel?
A
lichamelijk afhankelijk
B
geestelijk afhankelijk
C
sociaal afhankelijk
Slide 4 - Quiz
GHB is een kleur- en geurloze vloeistof met een lichte zoutsmaak. Bij een lage dosis raak je in een roes, die vergelijkbaar is met dronkenschap. Wat voor soort drug is GHB?
A
verdovend
B
stimulerend
C
bewustzijn veranderend
Slide 5 - Quiz
LEG UIT!! wat is het verschil tussen lichamelijke en geestelijke afhankelijkheid?
Slide 6 - Question ouverte
Welke stof in een sigaret zorgt ervoor dat je conditie omlaag gaat omdat er minder zuurstof vervoerd wordt door je rode bloedcellen?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
COPD
Slide 7 - Quiz
Welke stof in sigaretten vergroot de kans op longkanker?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
COPD
Slide 8 - Quiz
De leeftijd voor alcohol is 18+. Dat komt vooral omdat het slecht is voor de ontwikkeling van een bepaald orgaan bij jongen mensen. Welk orgaan?
A
Lever
B
Hart
C
Hersenen
D
Nieren
Slide 9 - Quiz
Hoe lang doet je lever er over om een glas alcohol af te breken?
Slide 10 - Question ouverte
Welke zin klopt niet?
A
door het drinken van alcohol heb je een grotere kans op slokdarmkanker
B
koffie is een stimulerend middel
C
vanaf je 18e mag je alcohol drinken omdat je hersenen dan volledig zijn ontwikkeld
D
blowen is verslavend
Slide 11 - Quiz
Genotsmiddelen hebben op drie manieren invloed op je hersenen, wat zijn deze drie manieren. Geef per manier een voorbeeld van dat genotsmiddel.
Slide 12 - Question ouverte
Waar wordt glucose opgeslagen?
A
Maag
B
Lever
C
Darm
D
Alvleesklier
Slide 13 - Quiz
Er zijn 4 organen die samen het uitscheidingsstelsel vormen, welke 4 organen zijn dit?
Slide 14 - Question ouverte
Welke twee afvalstoffen raak je via je huid kwijt?
Slide 15 - Question ouverte
Waar gaan de afvalstoffen uit je nieren naartoe?
A
Endeldarm
B
Lever
C
Blaas
D
Galblaas
Slide 16 - Quiz
Uit welke stof haal je energie? Ook wel de brandstof van je lichaam genoemd.
Slide 17 - Question ouverte
Hoe heet het hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt?
Slide 18 - Question ouverte
In welk orgaan sla je glucose op als je er teveel van hebt?
A
Nieren
B
Longen
C
Maag
D
Lever
Slide 19 - Quiz
Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
D
Koolstofdioxide verwijderen
Slide 20 - Quiz
De nierader loopt van de nier in de richting van de onderste holle ader.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
De functie van de nieren is uitscheiding. Wat scheiden de nieren uit?
A
alleen overtollig water
B
overtollig water en afvalstoffen
C
overtollig water en schadelijke stoffen
D
alleen afvalstoffen
Slide 22 - Quiz
Welk antwoord geeft de juiste volgorde aan?
A
Nieren, urinebuis, blaas, urineleider
B
Blaas, nieren, Urinebuis
C
Urineleider, blaas, nieren, urinebuis
D
Nieren, urineleider, blaas, urinebuis
Slide 23 - Quiz
Hoe raakt je lichaam afvalstoffen kwijt?
De longen
De lever
Nieren
De Huid
water
Water
Water
Koolstofdioxide
Zouten
Zouten
Medicijnen
Alcohol
Slide 24 - Question de remorquage
Is op deze afbeelding niet duidelijk te zien
talgklier
zweetklier
bloedvaatje
vetcellen
porie
tastzintuig
haarzakje
Slide 25 - Question de remorquage
Het onderhuidbindweefsel bevat veel ............... dat isoleert tegen de kou.
Slide 26 - Question ouverte
Bloedvaatjes hebben belangrijke functies in de huid. Benoem 2 belangrijke functies van deze bloedvaatjes
Slide 27 - Question ouverte
warm
koud
rode huid
bleke huid
nauwe bloedvaatjes
wijde bloedvaatjes
zweet
rillen
haartjes staan rechtop
haartjes staan normaal
Slide 28 - Question de remorquage
Wat is het allereerste dat je lichaam doet als je een wondje hebt?
A
bloedplaatjes klonteren samen op de plek van de wond
B
bloedplaatjes knappen open
C
er ontstaat een netwerk van fibrinedraden
D
de bloedvaten gaan vernauwen
Slide 29 - Quiz
Bloedstolling: wat is de goede volgorde?
1
2
3
4
5
6
bloedplaatjes knappen open
het droogt op tot een korstje
bloedplaatjes klonteren samen: propvorming
het bloedvat wordt nauwer
stoffen uit de bloedplaatjes reageren met fibrinogeen
er ontstaat een netwerk van fibrinedraden
Slide 30 - Question de remorquage
Huidlagen 1 en 2 bij elkaar
kiemlaag
opperhuid
onderhuids bindweefsel
lederhuid
hoornlaag
Slide 31 - Question de remorquage
Pigment wordt gemaakt in de
A
hoornlaag
B
lederhuid
C
onderhuidsbindweefsel
D
kiemlaag
Slide 32 - Quiz
Wat is de taak van pigment uit pigmentcellen
A
UV-straling tegenhouden
B
Beschermen tegen ziekteverwekkers
C
Zweet produceren
D
Talg produceren
Slide 33 - Quiz
Onderdeel
Functie
houdt de huid met haren soepel
informatie aan de hersenen geven
pigment maken
haartjes rechtop zetten
zweet maken voor het afkoelen
Talg
Zintuig
Pigmentcel
Haarspier
Zweetklier
Slide 34 - Question de remorquage
Er zijn twee soorten ziekteverwekkers. Welke is een levend organisme?
A
Bacterie
B
Virus
Slide 35 - Quiz
Als je besmet bent met een ziekteverwekker ben je gelijk ziek
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quiz
Welke cellen in je lichaam schakelen ziekteverwekkers uit?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen
D
Pigment
Slide 37 - Quiz
Virus
Bacterie
Leeft wel
Leeft niet
Dringt je cellen binnen
Geeft giftige stoffen af
Veroorzaakt ontstekingen
Slide 38 - Question de remorquage
Als je bent gevaccineert tegen een ziekte ben je immuun. Wat betekent dat?