1e en 4e naamval + ein Gruppe

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir? 

- 1e/4e naamval 
- verder werken + opdrachten


Slide 2 - Diapositive

Stap 1: zoek de persoonsvorm/gezegde

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Kai koopt een bos bloemen.

Persoonsvorm = koopt


Slide 3 - Diapositive

Stap 2: het onderwerp

Het onderwerp: wie of wat + persoonsvorm

Kai koopt een bos bloemen.

Onderwerp = wie koopt? Antwoord = Kai


Slide 4 - Diapositive

Stap 3: het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp: wie of wat + persoonsvorm + onderwerp

Kai koopt een bos bloemen

Lijdend voorwerp = wat koopt Kai?  
Antwoord = een bos bloemen


Slide 5 - Diapositive

zinsontleden in het Duits

Meine Mutter kauft Blumen.
Persoonsvorm = kauft
 
Onderwerp (wie koopt?) = meine Mutter
1e naamval = meine Mutter

Lijdend voorwerp (wat koopt mijn moeder?) = Blumen
4e naamval = Blumen



Slide 6 - Diapositive

Der Vater (m) hat Oma gesehen. Onderwerp (1e naamval)
Oma hat den Vater (m) gesehen. Lijdend voorwerp (4e naamval)

Slide 7 - Diapositive

Ein Apfel (m) schmeckt gut.       onderwerp = 1e naamval
Ich kaufe einen Apfel (m).          Lijdend voorwerp = 4e naamval

Slide 8 - Diapositive

Tot de ein groep horen ook:

mein = mijn
dein = jouw
sein = zijn
ihr = haar
unser = ons/onze
euer = jullie
ihr = hun
Ihr = uw

Slide 9 - Diapositive

Hast du seine Mutter (v) gesehen?                                    lijdend voorwerp
Unser Haus (o) ist sehr groß.                                             onderwerp
Ich kenne deinen Bruder (m) nicht.                                    lijdend voorwerp
Haben Sie Ihr Auto (o) verkauft, Herr Müller?                    lijdend voorwerp

Slide 10 - Diapositive


Das Kind spielt im Garten.
A
onderwerp/ 1e naamval
B
lijdend voorwerp/ 4e naamval

Slide 11 - Quiz


Den Jungen kenne ich nicht.
A
onderwerp/ 1e naamval
B
lijdend voorwerp/ 4e naamval

Slide 12 - Quiz


Meine Oma schickt mir eine SMS.
A
onderwerp/ 1e naamval
B
lijdend voorwerp/ 4e naamval

Slide 13 - Quiz

....... (de) Kino (o) ist geschlossen.

Slide 14 - Question ouverte

Ich habe ...... (een) Cola (v) getrunken.

Slide 15 - Question ouverte

Er hat ....... (een) Bruder (m).

Slide 16 - Question ouverte

...... (mijn) Vater heißt Hans.

Slide 17 - Question ouverte

Und jetzt?

3.5 in je boek blz. 116 opdracht 2
                       blz. 117 opdracht 3
                       blz. 118 opdracht  5 (onderstreep in de tekst je antwoorden) 
                       blz. 119 opdracht  6

Klaar? Verder met je + opdracht als die nog niet af is en ander in rust iets voor een ander vak of jezelf.


Slide 18 - Diapositive