SEII in vogelvlucht

Let op!
Alleen deze presentatie leren is niet genoeg!!!
Je moet alles doornemen en maak de examenopgaven
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 52 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Let op!
Alleen deze presentatie leren is niet genoeg!!!
Je moet alles doornemen en maak de examenopgaven

Slide 1 - Diapositive

hoofdstuk 1
Inkomen en welvaart

Slide 2 - Diapositive

Brutoloon


Premies volksverzekeringen, premies pensioenfonds (zie blz. 10 voor toelichting)
Loonbelasting
Nettoloon (krijg je op je rekening gestort

Slide 3 - Diapositive

Productiefactoren

Slide 4 - Diapositive

Inkomen
Primair inkomen = inkomen uit arbeid + inkomen uit vermogen

voorbeeld: inkomen uit arbeid: loon

voorbeeld: inkomen uit vermogen: rente, huur, winst

Slide 5 - Diapositive

Inkomen
Secundair inkomen, Besteedbaar inkomen = 
Primair inkomen - belastingen/premies + overdrachtsinkomen

voorbeeld: overdrachtsinkomen: uitkering, kinderbijslag, zorgtoeslag

Slide 6 - Diapositive

Inkomen
Tertiair inkomen = 
Secundair inkomen - belasting op producten + subsidie op producten

( Tertiair wordt zelden naar gekeken, veel meer naar secundair )

Slide 7 - Diapositive

Functies van geld
  • Rekenmiddel
  • Ruilmiddel
  • Spaarmiddel
nominale waarde van geld en intrinsieke waarde van geld????

Slide 8 - Diapositive

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 9 - Diapositive

Inflatie (CPI)

Slide 10 - Diapositive

CPI (1)

Slide 11 - Diapositive

Reëel IndexCijfer = Nominaal IndexCijfer : Prijs IndexCijfer

RIC = NIC : PIC

(druk op het ezelsbruggetje voor meer informatie)

Slide 12 - Diapositive

RIC = NIC / PIC x 100

Slide 13 - Diapositive

Reeël index cijfer

RIC = NIC / PIC x 100

NIC = Nominaal IndexCijfer

PIC = prijsindexcijfer (CPI)

RIC = Reele IndexCijfer

Slide 14 - Diapositive

Hoe wordt welvaart gemeten?
  • welvaart in enge zin 


  • welvaart in ruime zin  

Slide 15 - Diapositive

CBS: eerste monitor brede welvaart trends

Slide 16 - Diapositive

Welvaart is een subjectief begrip
Hoe kun je welvaart vergelijken?

Aanname’s:
  • Als je meer geld hebt, kun je beter voldoen aan behoeften.
  • Niemand in de wereld kan alles doen wat hij zou willen. Als je meer verdient dan veranderen behoeften mee.
  • Neemt je inkomen toe, dan nemen je behoeften ook toe (vaak nemen behoeften sneller toe. Geld maakt niet gelukkig). 
  • Conclusie: meer inkomen, gelijkblijvende behoeften is meer welvaart. We kijken alleen naar het meetbare deel van welvaart: BBP.


Slide 17 - Diapositive

Meetbare welvaart

  • BBP (land niveau)
  • BBP per hoofd van de bevolking (zegt iets beter over de welvaart van mensen)
  • Reëel BBP per hoofd van de bevolking (linkt welvaart aan koopkracht. Koopkracht meet in goederen hoe je aan welvaart voldoet)



Slide 18 - Diapositive

hoofdstuk 5
Jong geleerd, oud gedaan

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Ruilen over de tijd
De essentie van dit hoofdstuk is dat mensen ruilen over de tijd. 
Dit doen ze door bijvoorbeeld in zichzelf te investeren of door te lenen of juist te sparen. 

Slide 21 - Diapositive

tijdsvoorkeur en ruilen over de tijd
Wil je het geld nu uitgeven of later?” Consumenten die sparen stellen hun consumptie uit door nu te sparen en later te consumeren en hebben dus een lage tijdsvoorkeur. Consumenten die lenen halen hun consumptie naar voren door nu te consumeren en later rente en aflossing te betalen en hebben dus een hoge tijdsvoorkeur.
tijdsvoorkeur

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

voorraad en stroom

Slide 25 - Diapositive

Je kunt op twee manieren naar je financiële situatie kijken:
1. Per levensfase kan je bekijken wat er in die periode 
financieel gezien is gebeurd. = Stroomgrootheid 


2. Je kunt ook bekijken wat er op een bepaald moment financieel gezien is gebeurd. = Voorraadgrootheid 
Stroomgrootheid:
Grootheid die per tijdseenheid wordt gemeten.
Voorbeelden zijn inkomsten en uitgaven.

Voorraadgrootheid:
Grootheid die op een bepaald tijdsstip wordt
gemeten. Voorbeelden zijn bezittingen en schulden.

Slide 26 - Diapositive

Inter = Tussen

Tempo(reel) = Tijd. 

Intertemporele ruil houdt in dat je ruilt over tijd. 


toelichting

Slide 27 - Diapositive

Pensioenen!

Slide 28 - Diapositive

3 Pijlers pensioen
Pijler 3: Zelf gespaard


Pijler 2: Bedrijfspensioen =Collectief bedrijfspensioen

Pijler 1: AOW uitkering

Slide 29 - Diapositive

AOW werkt volgens het omslagstelsel.
Het kapitaaldekkingsstelsel is een stelsel waarbij de uitkering betaald wordt uit belegde premies die door de werkenden zélf werden gespaard.
 
Wat was die andere vorm?

Slide 30 - Diapositive

Een welvaartsvaste uitkering houdt in dat het bedrag van de uitkering met hetzelfde percentage verhoogd wordt als de gemiddelde lonen in een land, zodat de welvaartsverhouding constant blijft.
Een waardevaste uitkering houdt in dat de koopkracht van de uitkering constant gehouden wordt door de uitkering jaarlijks aan te passen aan de hoogte van de inflatie.

Slide 31 - Diapositive

hoofdstuk 18
inkomensverdeling

Slide 32 - Diapositive

Nivellering en Denivellering
1. De overheid kan de INKOMENS VERHOUDING tussen rijken en armen beïnvloeden.
2. Nivellering betekent de verhouding wordt kleiner 
3. Denivellering betekent de verhouding wordt groter 

Slide 33 - Diapositive

Categoriale inkomensverdeling
De categoriale inkomensverdeling geeft aan hoeveel procent van het totale inkomen wordt verdiend met de verschillende productiefactoren.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

lorenz curve
horizontale as:
  • bevolking van 0 tot 100%, geordend op inkomen (hier: groepjes van 10%)

verticale as:
  • het inkomen dat CUMULATIEF wordt verdient van het totale inkomen
  • je start bij 0% en eindigt bij 100%

Slide 36 - Diapositive

Een daling van de gini-coëfficiënt geeft dus aan dat er sprake is van nivellering.

Slide 37 - Diapositive

Oorzaken inflatie
  • Bestedingsinflatie
  • Kosteninflatie
  • Winstinflatie
  • Importinflatie
  • Wisselkoersinflatie

Slide 38 - Diapositive

Bestedingsinflatie

De effectieve vraag overtreft de productiecapaciteit.
(hoogconjunctuur)

Slide 39 - Diapositive

Kosteninflatie
Wanneer de kosten voor een product of dienst stijgen, zal de ondernemer genoodzaakt zijn de prijzen te verhogen.



Een stijging van de prijs van hop (ingrediënt voor bier) zorgt uiteindelijk voor een stijging van de prijs van bier. 

Slide 40 - Diapositive

Wisselkoersinflatie

Slide 41 - Diapositive

Gevolgen van inflatie
  • Daling van de koopkracht
  • Rente gaat stijgen
  • Verslechtering van de concurrentiepositie (te duur!)
  • geldleners hebben voordeel van inflatie

Slide 42 - Diapositive


Onderscheid maken tussen korte en lange termijn, reden? 
Korte termijn zijn lonen en prijzen minder goed aan te passen, dit kan op lange termijn wel! 

Slide 43 - Diapositive

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn
Productie die tot stand komt is het reëel BBP. 

Stel vraag neemt toe, dan op korte termijn een hogere productie, qua prijs verandert er nog niet veel! 

Slide 44 - Diapositive

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn

Prijsrigiditeit/Prijsstarheid 


Slide 45 - Diapositive

Verschuivingen in geaggregeerde vraaglijn:
- Schommelingen door verandering beleid overheid (belastingen of overheidsbestedingen) 
- Conjunctuurschommelingen (meer vraag naar goederen en diensten of juist minder) 

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Directe vergroting van M
Indirecte vergroting van M

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

aan de slag
maak de examenopgave over het concept ruilen over de tijd. 
Eindparagraaf?

Slide 51 - Diapositive

succes met leren!

Slide 52 - Diapositive