2 kader 2.1 en 4.1 fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Fictie

Pecha Kucha.............

1.1 Aantekeningen bij tabblad..

Fictie:  verzonnen verhalen

      Ze kunnen realistisch zijn, ofwel 'net echt'.               (voorbeeld)

      Of niet-realistisch: Kan in het echt niet gebeuren. (voorbeeld)

               

Non-fictie: alles wat niet verzonnen is. 

1.1 Aantekeningen bij tabblad? 

Hoofdpersoon:  je komt er veel over te weten.

      Wat hij/zij denkt of voelt

      Karaktereigenschappen en wat hij/zij doet

      Hoe hij/zij eruit ziet

      Waar hij/zij woont en met wie. 

             

Bijpersonen: je krijgt veel minder informatie

1.1 Aantekeningen bij Fictie

Wat zorgt voor spanning in een verhaal? 

• Het verhaal roept spanningsvragen bij je op.
• Het speelt zich af in een spannende omgeving.
• Gebeurtenissen worden uitgesteld.
• Cliffhanger aan eind van een hoofdstuk

               

1.1 Aantekeningen bij Fictie

Beoordelen en Beoordelingswoorden

• Je geeft je mening
• Je vertelt met beoordelingswoorden waarom je dit vindt.

         

Voorbeelden van beoordelingswoorden:.....................      

De volgende begrippen moeten aan bod komen:

1. Omslag / afbeelding van het boek (schrijver, titel, afbeelding).

2. Schrijver

3. Uitgever en andere titels van de schrijver

4. Plot van het boek (waar gaat het over)

5. Titelverklaring

6. Hoofdpersoon

7. Bijfiguren

8. Tijd (welke periode, flashbacks, spanning, vooruitblikken)

9. Plaats (waar speelt het zich af, omgeving, plek)

10. Mening (in beeld uitdrukken dus)

2.1 Tekst 3 

Luistervraag:

Welke beoordelingswoorden kies jij bij dit fragment?

Maak opdracht: 7-8-9

4.1 

-opdracht 7 en beoordelingswoorden

-tekst 2 en spanningsvragen

-lesdoelen behaald? 

Voorbeelden beoordelingswoorden

Leestips !!

En op blz. 20

studiewijzer 

Aan de slag: 1.1 afvinken en afmaken

Wat maak je?

Waar?

Met wie?

Komen jullie toe aan de Extra opdrachten?