3KC - Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 4

Lezen

Ga zitten op je plaats

Pak je spullen

Wat gaan we 

vandaag doen?

• Uitleg over verbanden en signaalwoorden
  
  
• Aan de slag met signaalwoorden
  
  

• De les afsluiten

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:

• Ken je de drie soorten tekstverbanden;

De vorige les:

Hebben we verbanden en signaalwoorden herhaald d.m.v. een quiz

Heb je uitleg gekregen over het Anne Frank project

Een signaal

Stel je voor: Je hebt rijles, en je rij instructeur vraagt je een straat in te rijden. Je ziet het onderstaande verkeersbord.

Dit zijn signaalwoorden

Net zoals een telefoon je een signaal stuurt, en verkeersborden iets vertellen over de verkeerssituatie hebben we woorden die ons iets vertellen over een tekst. 

Deze woorden heten 'signaalwoorden'.

Dit zijn signaalwoorden

Er zijn verschillende soorten signaalwoorden:

We hebben signaalwoorden die ons iets vertellen over tijd; 

We kennen ook de oorzaak-gevolg signaalwoorden;

En tot slot hebben we de voorwaarde.

Dit zijn signaalwoorden

Tijdsvolgorde:

Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.

Dit zijn signaalwoorden

Tijdsvolgorde:

Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.

Maak een zin met het signaalwoord van een tijdsvolgorde.

Dit zijn signaalwoorden

Oorzaak-gevolg

Daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Bijvoorbeeld:

Doordat Fabian honger had, ging hij een kroket kopen, zodat zijn honger was gestild.

Dit zijn signaalwoorden

Oorzaak-gevolg

Daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.

Bedenk een zin met een oorzaak-gevolg signaalwoord. 

Dit zijn signaalwoorden

Voorwaarde

Als ..., (dan), indien, tenzij, mits

Als je een vraag hebt, dan steek je je vinger op.

Dit zijn signaalwoorden

Voorwaarde

Als ..., (dan), indien, tenzij, mits

Als je een vraag hebt, dan steek je je vinger op.

Maak een zin met het signaalwoord van een voorwaarde. 

Aan de slag met:

• H4 Lezen Opdr. 1 & 2;
• Of het afmaken van je c.v.

Hoe? Per laptop of boek.

Vragen:

Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 

langs.

Wat te doen als je klaar bent:

• H4 Lezen opdracht 3.

Voor hoe lang?

Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.

Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.

Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.

Na vandaag:

• Ken je drie nieuwe soorten tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden
• Heb je een gatentekst gemaakt,
• En nagekeken.

Na vandaag:

• Wie weet nog welke tekstverbanden we vandaag hebben behandeld?
• Wie kan de daarbij behorende signaalwoorden benoemen?

De volgende les:

Gaan we aan de slag met hoofdstuk 5 Lezen.