Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Grammatica zinsdelen
Meewerkend voorwerp
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Doel
Aan het eind van deze les weet je nóg beter hoe je een zin t/m de bijwoordelijke bepaling kan ontleden.

Slide 2 - Diapositive

pv - ond - wwg - lv 
1. De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent
2. Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
3. De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie
4. Zal de oud-kampioen vanavond de nieuwe winnaar een medaille opspelden?
5. Elke woensdag geeft Nienke de plantjes op haar kamer water.
6. Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?

Slide 3 - Diapositive

Theorie
Meewerkend voorwerp

Slide 4 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.


Leon geeft een cadeau aan Emma.

Slide 5 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden, is:

Aan wie/voor wie + ond + wwg + lv?

Leon geeft een cadeau aan Emma.
Aan wie of voor wie geeft (wwg) Leon (ond) een cadeau (lv)?

Slide 6 - Diapositive

Snap je het?

Slide 7 - Diapositive

De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
MV = ?

Slide 8 - Question ouverte

Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied
MV = ?

Slide 9 - Question ouverte

De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie.
MV = ?

Slide 10 - Question ouverte

Elke woensdag geeft Nienke de plantjes op haar kamer water
MV = ?

Slide 11 - Question ouverte

Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?
MV = ?

Slide 12 - Question ouverte

Opdracht 2
1. Julius schreef lange liefdesbrieven aan Ellen tijdens de kerstvakantie
2. De presentator kondigde het publiek op hilarische wijze de quiz aan.
3. Met zijn griezelige masker liet Pieter Mees enorm schrikken.
4. De recensies beloven de bioscoopgangers een ontroerende film.
5. Op de kermis worden de kinderen een hele middag vermaakt.
6. De winkelier stond voor zijn toonbank een verkoopgesprek te voeren.

Slide 13 - Diapositive

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [naar Noorwegen] op vakantie geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 14 - Quiz

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [twee jaar geleden] naar Noorwegen geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 15 - Quiz

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [met de boot] naar Noorwegen geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 16 - Quiz

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is met de boot naar Noorwegen geweest, [omdat hij vakantie had.]
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 17 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

+ prullenbak (alle woorden/zinsdelen die over blijven in een zin)


Slide 18 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Ontleed de onderstaande zin in pv - ond - wwg - lv - mv - bwb

Nadine heeft afgelopen weekend gezeild op de Kaag.


Slide 19 - Diapositive

Opdracht 1
1. Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.

2. Naast een hond of kat worden gekko's en leguanen aangeschaft.

3. De zorg voor deze diersoorten moet je niet onderschatten.

Slide 20 - Diapositive

Opdracht 1
4. Gekko's kunnen ondersteboven klimmen.

5. Je kunt deze diertjes nauwelijks aaien.

6. Een konijn, hamster of cavia kun je tenminste knuffelen!

Slide 21 - Diapositive

Opdracht 2
1. Ik raad je in dit geval een open vliegticket aan.
2. Met een chartermaatschappij vlieg je niet volgens een vaste dienstregeling.
3. Lange mensen wensen graag meer beenruimte in het vliegtuig.
4. Tijdens een langere vlucht zou je sowieso de benen een keer moeten strekken.

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 2
5. Overigens biedt een vliegtuig meer veiligheid dan een auto.

6. Desalniettemin durven sommige mensen nooit te vliegen.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 1
1. In België worden geregeld projectielen uit de Eerste Wereldoorlog gevonden.
2. Waarom zijn vuurtorens tegenwoordig minder belangrijk voor schepen?
3. Dankzij jouw hulp hebben we die moeilijke opdracht op tijd kunnen inleveren.
4. Vanwege voedselgebrek houden sommige dieren jaarlijks een winterslaap.
5. Waar wil de gemeente eigenlijk dat nieuwe overdekte zwembad bouwen?
6. Door de vele zeepokken op hun lijf zwemmen walvissen minder snel.

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 4
1. Superfoods hebben de laatste jaren heel wat mensen bereikt.
2. Tegenwoordig zijn die producten immers in elke grote supermarkt voorradig.
3. Volgens het Voedingscentrum schrijven veel mensen aan deze voedingsmiddelen 'superkrachten' toe.
4. Zo zouden gojibessen de ziekte kanker kunnen tegengaan.
5. Chiazaad zou in veel gevallen een verjongende werking hebben.

Slide 25 - Diapositive