Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling H.5 en H.6

Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6

Slide 1 - Diapositive

Doel
  •  Je weet wat een meewerkend voorwerp is en hoe je het kunt vinden
  • Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is en hoe je het kunt    vinden

Slide 2 - Diapositive

Herhaling vorige les: MV

Een meewerkend voorwerp is altijd een ontvanger/luisteraar.

Leon geeft een cadeau aan Emma.
Emma vertelt Leon een geheimpje.

Slide 3 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden, is:

Aan wie/voor wie + OW + WG + lv?
Leon geeft een cadeau aan Emma.
Aan wie of voor wie geeft (WG) Leon (OW) een cadeau (LV)?
Emma vertelt Leon een geheimpje.
Aan wie of voor wie vertelt (WG) Leon (OW) een geheimpje (LV)?

Slide 4 - Diapositive

Even oefenen!

Slide 5 - Diapositive

De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
MV = ?

Slide 6 - Question ouverte

Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied
MV = ?

Slide 7 - Question ouverte

De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie.
MV = ?

Slide 8 - Question ouverte

Zal de oud-kampioen vanavond de nieuwe winnaar een medaille opspelden?
MV = ?

Slide 9 - Question ouverte

Elke woensdag geeft Nienke de plantjes op haar kamer water
MV = ?

Slide 10 - Question ouverte

Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?
MV = ?

Slide 11 - Question ouverte

Hoofdstuk 6
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Diapositive

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [in Noorwegen] op vakantie geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 13 - Quiz

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [twee jaar geleden] naar Noorwegen geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 14 - Quiz

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is [met de boot] naar Noorwegen geweest.
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 15 - Quiz

Op welke vraag geeft dit zinsdeel antwoord?

Sebastiaan is met de boot naar Noorwegen geweest, [omdat hij vakantie had.]
A
Hoe
B
Waar
C
Waarom
D
Wanneer

Slide 16 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als
Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?
(dus: plaats, tijd, reden, hoedanigheid)
+ prullenbak (alle woorden/zinsdelen die over blijven in een zin)
    --> restzinsdelen: wel, niet, toch, misschien, waarschijnlijk,
                                          soms, waarom, waardoor etc.

Slide 17 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Ontleed de onderstaande zin in PV - OW- WG - LV - MV - BWB

Nadine heeft afgelopen weekend gezeild op de Kaag.


Slide 18 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
Ontleed de onderstaande zin in PV - OW- WG - LV - MV - BWB

Nadine heeft afgelopen weekend gezeild op de Kaag.

Nadine / heeft / afgelopen weekend / gezeild / op de Kaag.
   OW           WG                  BWB                           WG              BWB


Slide 19 - Diapositive

Even oefenen!

Slide 20 - Diapositive

Juist of onjuist?

Een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Zoek de bijwoordelijke bepaling...

Vorige week heeft onze roostermaker het ongelooflijke rooster online gezet.
A
vorige week
B
vorige week, het ongelooflijke rooster
C
vorige week, online
D
Vorige week, onze roostermaker

Slide 22 - Quiz

Zoek de bijwoordelijke bepaling...

In het Atrium en de kantine mag je sinds een paar weken niet zitten.

A
In het Atrium
B
In het Atrium en de kantine, sinds een paar weken, niet
C
In het Atrium, niet
D
In het Atrium, sinds een paar weken, niet

Slide 23 - Quiz

Hoeveel BWB's staan er in de volgende zin?

Waarom loopt die stoet straks door de stad?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Waarom loopt die stoet straks door de stad?

Slide 25 - Question ouverte

Op welke vraag geeft de bijwoordelijke bepaling geen antwoord?
A
Waar?
B
Waarom?
C
Wanneer?
D
Wat?

Slide 26 - Quiz

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Waarover gaat die film morgenavond in de stadsschouwburg?

Slide 27 - Question ouverte



Op welke vraag geeft de bijwoordelijke bepaling geen antwoord?



A
Aan wie?
B
Hoe?
C
Waarom?
D
Wanneer?

Slide 28 - Quiz

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Waarom gaf het Ministerie alle reizigers naar Bangkok vanochtend een negatief reisadvies?

Slide 29 - Question ouverte

Welk woord is in z'n uppie geen bijwoordelijke bepaling?

A
misschien
B
naar
C
niet
D
waarschijnlijk

Slide 30 - Quiz

Ik kan een BWB herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Ik vind zinnen ontleden
A
best heel moeilijk
B
een beetje moeilijk
C
wel te doen
D
easypeasy

Slide 32 - Quiz