Starttaal 2F: Thema 1 - H3 - les 1 TT

Starttaal 2F Leerwerkboek A
PRÉ ENTREE
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Starttaal 2F Leerwerkboek A
PRÉ ENTREE

Slide 1 - Diapositive

Les organisatie

  • Ligt je boek klaar?
  • Heb je een pen bij de hand?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen vorige week
Aan het einde van de les:

Weet je wat een DOELGROEP is;
Weet je wat INFORMELE TAAL is;
Weet je wat FORMELE TAAL is;

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen 
Aan het einde van de les:

Weet je wat een werkwoord is;
Kun je de een werkwoord in de ik-vorm veranderen;
Kun je een werkwoord in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 4 - Diapositive

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord is een woord wat aangeeft 
- wat iemand doet 
- wat er gebeurt
- wat iemand is


Slide 5 - Diapositive

Hoe vind je een werkwoord?
Om een werkwoord uit de zin te halen, kun 
je jezelf een vraag stellen:
- Wat doet iets of iemand?
- Wat gebeurt er?

Lastig werkwoord = zijn
Ik BEN - hij IS - wij ZIJN

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo


In de natuur overleven zieke dieren het meestal niet.
Wat is het werkwoord?

Slide 8 - Question ouverte

IJsberen zijn de grootste roofdieren op aarde.

Wat is het werkwoord?

Slide 9 - Question ouverte

De oudste boom van de wereld is wel 9550 jaar oud.

Wat is het werkwoord?

Slide 10 - Question ouverte

De weersverwachting klopte totaal niet.

Wat is het werkwoord?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd - het woordje tegenwoordig zit hier in

Tegenwoordig betekent nu...

De afkorting die we gebruiken:
TT - tegenwoordige tijd




Slide 12 - Diapositive

De buschauffeur kreeg ruzie met een oude dame.
A
NU
B
IS GEWEEST

Slide 13 - Quiz

Die man hield zich niet aan de verkeersregels.

A
NU
B
IS GEWEEST

Slide 14 - Quiz

Een tractor is geen snel vervoermiddel.

A
NU
B
IS GEWEEST

Slide 15 - Quiz

Vanessa heeft geen geldig vervoersbewijs.

A
NU
B
IS GEWEEST

Slide 16 - Quiz

Het hele werkwoord....
Als we het over het hele werkwoord hebben, gaat het over de WIJ vorm:
- werken
- lopen
- fietsen
- slapen
Veel werkwoorden in de TT eindigen op -EN




Slide 17 - Diapositive

De buschauffeur kreeg ruzie met een oude dame.

Wat is het hele werkwoord in TT?
A
krijgen
B
kreeg

Slide 18 - Quiz

Die man hield zich niet aan de verkeersregels.

Wat is het hele werkwoord in TT?

A
hield
B
houden

Slide 19 - Quiz

Een tractor is geen snel vervoermiddel.

Wat is het hele werkwoord in TT?

A
zijn
B
is

Slide 20 - Quiz

Vanessa heeft geen geldig vervoersbewijs.

A
hebben
B
heeft

Slide 21 - Quiz

Ik-vorm = infinitief
Werkwoord vervoegen in TT:

Stap 1: haal -EN van het hele werkwoord af (je houdt dan de ik-vorm over)

Of herhaal het hele werkwoord en zeg daarna ik....
lopen - ik loop

Slide 22 - Diapositive

Wat is de ik-vorm van:

krijgen

Slide 23 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van:

houden

Slide 24 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van:

zijn

Slide 25 - Question ouverte

Wat is de ik-vorm van:

hebben

Slide 26 - Question ouverte

Vervoegen van TT
Vervoegen betekent - de goede vorm opschrijven - werkwoordspelling

Hiervoor gebruiken we een schema om alle vormen goed te vervoegen.

Het is handig om dit schema uit je hoofd te leren:

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Vervoegen van TT

Bekijk het volgende uitleg filmpje goed:
Maak aantekeningen..

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Vervoegen van TT - opdrachten
  1. Maak de volgende werkbladen;
  2. Print ze uit OF;
  3. Typ ze in een Word document.
  4. Lever ze deze week in bij je mentor!

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Lien

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Diapositive