O-uur les 8 - Gewicht

• Rekenen
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1,2

O-uur Meten en Meetkunde - Gewicht

Wat gaan we doen in deze les?

- Wat zijn gewichten

- Hoe kan je wegen

- Hoe zwaar schat je dat iets weegt. 

Wat is gewicht?

Als je wilt zeggen hoe zwaar iets is, heb je het over gewicht. Als je het gewicht van 2 voorwerpen vergelijkt, gebruik je de woorden zwaarder en lichter. 

Wist jij dat gewicht en massa (natuurkunde) dezelfde eenheden gebruiken maar ze niet hetzelfde zijn?

Zelf vergelijken

Je gaat het gewicht van 2 voorwerpen vergelijken.

Stap 1. Zoek een voorwerp, bijvoorbeeld een boek, etui of een schrift.

Stap 2. Zoek nog een voorwerp. 

Stap 3. Vergelijk het gewicht van de voorwerpen door ze op te tillen.

Je krijgt hiervoor 3 minuten

Welke voorwerpen heb jij vergeleken
en welke was de zwaarder?

Wat is zwaarder?

1. 1 kilo appels
2. 1 liter melk (1,032 kilo)
3. even zwaar

Wat is lichter?

1. Citroen
2. Pak suiker
3. Allebei even zwaar

Wat is zwaarder?

1. Komkommer
2. Pak melk

Wat is lichter?

1. Zak snoepjes 225 gram
2. Zak Doritos 225 gram
3. Even zwaar

Wat is zwaarder?

1. 1 kg veren
2. 1 kg baksteen
3. even zwaar

Zet de cups in de volgorde van gewicht, van licht naar zwaar. 

Gewicht

Als je wilt zeggen hoe zwaar iets is, kun je de woorden gram en kilogram gebruiken. Een kilogram wordt vaak een kilo genoemd. Een kilogram is meer dan een gram.

Je kunt het woord gram afkorten als g. 

Je kunt het woord kilogram afkorten als kg. 

Koppel de gewichten aan de goede benaming

500 gram

1 Kilo

100 gram

Hoeveel weegt het ongeveer?  

Sleep het gewicht naar het juiste plaatje.

1 gram

480 gram

1200 gram

750 gram

Wegen 1/4

Als je wilt weten hoe zwaar je bent, kun je jezelf wegen op een personenweegschaal. Op een personenweegschaal staat het gewicht in kilogram. 

Soms staat de wijzer bij een streepje waar geen getal bij staat. Je moet dan bedenken welk gewicht bij het streepje hoort. 

Wat is het gewicht van Anne?

Schrijf het gewicht op in kilo's

Schrijf het gewicht op in kilo's

Schrijf het gewicht op in kilo's

Schrijf het gewicht op in kilo's

Schrijf het gewicht op in kilo's

Wegen 2/4

Als je weet hoeveel gram of kilogram je van iets nodig hebt, kun je het afwegen op een keukenweegschaal. 

Julia weegt 400 gram rijst af. 

Wegen 3/4

Soms staat het gewicht dat je nodig hebt niet op de weegschaal. Je moet dan bedenken hoe groot elke stap is en bij welk streepje de wijzer moet staan.

 

Sleep de foto naar de juiste weegschaal

Schrijf het gewicht op in grammen

Schrijf het gewicht op in grammen

Schrijf het gewicht op in grammen

Wegen 4/4

Als je iets afweegt, moet je tijdens het wegen bedenken of je al genoeg hebt. Soms moet je iets erbij doen of eraf halen.

Niek heeft 200 gram meel nodig.

Moet hij meel erbij doen of eraf halen?

Truus heeft 150 gram rozijnen nodig.

Moet Truus rozijnen erbij doen of eraf halen?

1. Erbij doen
2. Eraf halen

Guusje heeft 340 gram chocolade nodig.

Moet Guusje chocolade erbij doe of eraf halen?

1. Erbij doen
2. Eraf halen

Bregje heeft 850 gram pasta nodig.

Moet Bregje pasta erbij doen of eraf halen?

1. Erbij doen
2. Eraf halen

Ruben heeft 650 gram bonen nodig.

Moet Ruben bonen erbij doen of eraf halen?

1. Erbij doen
2. Eraf halen

Van gram naar kilo's

Als iets meer dan 1.000 gram weegt, kun je het gewicht schrijven in kilogram en gram.

Gewichten omzetten

Sleep het antwoord naar de juiste plaats

1000

1000

200

200

1

1

Sleep het antwoord naar de juiste plaats

4000

4000

600

600

4

4

Rekenen met gewichten

Soms moet je tijdens het afwegen ook rekenen.

Jayden maakt een cake met 0,2 kg boter en 0,4 kg bakmix.
Hij weegt de ingrediënten samen af op de weegschaal.
Hoeveel wegen de boter en de bakmix samen?

Schrijf je berekening erbij

0,2 kg = 200 gram

0,4 kg = 400 gram

Samen is het:

200 gram + 400 gram = 600 gram = 0,6 kg

Anne weegt 62,8 kg.
Ze gaat met haar hond op de weegschaal staan.
Ze wegen samen 65,2 kg.
Hoeveel gram weegt haar hond?
Schrijf je berekening erbij

Er staan twee weegschalen op tafel. Eén weegschaal is echter nauwkeuriger. Pim weegt 3,355 gram zetmeel af. Joost weegt op de andere weegschaal 3,2 gram zetmeel af. ​​
Hoeveel gram zetmeel hebben ze samen?​
Schrijf je berekening op.

Luca weegt 35 kg. Eefje weegt 27 kg. Hoeveel kg wegen ze samen?

Schrijf je berekening op.

Bas weegt 83,6 kg. Hij gaat samen met zijn zoon op de weegschaal staan. Ze wegen samen 104,6 kg. Hoeveel gram weegt zijn zoon?
Schrijf je berekening op.

4 broodjes wegen samen 2,4 kilo
Hoeveel kg weegt 1 broodje?

Schrijf je berekening op.

Terugblik

1.) Schrijf in eigen woorden wat gewichten zijn. 

2.) Geef een voorbeeld per gewicht.

3.) Geef per voorbeeld aan hoe je dit gewicht kan wegen.

De uitkomsten worden klassikaal besproken.