werkwoordspelling tt

Noem het hele werkwoord van
loopt
1 / 36
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Noem het hele werkwoord van
loopt

Slide 1 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
liep

Slide 2 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
lach

Slide 3 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
lacht

Slide 4 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
loopt

Slide 5 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
praat

Slide 6 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
wordt

Slide 7 - Question ouverte

Noem het hele werkwoord van
piept

Slide 8 - Question ouverte

Ik ga.
Noem de verleden tijd.

Slide 9 - Question ouverte

Ivo smijt.
Noem de verleden tijd.

Slide 10 - Question ouverte

Het lijkt.
Noem de verleden tijd.

Slide 11 - Question ouverte

Ik ga.
Noem de voltooide tijd.

Slide 12 - Question ouverte

Ivo smijt.
Noem de voltooide tijd.

Slide 13 - Question ouverte

Het lijkt.
Noem de voltooide tijd.

Slide 14 - Question ouverte

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: altijd ik- vorm +t
behalve bij ik en als jij erachter staat.

Slide 15 - Diapositive

Ik word ziek.
Word jij ook ziek? 
Hij wordt morgen vast ziek. 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Ik ..... de kaarten.
A
schud
B
schudt
C
schut

Slide 18 - Quiz

Hij ....... de kaarten.
A
schud
B
schudt
C
schut

Slide 19 - Quiz

....... jij de kaarten?
A
Schud
B
Schudt
C
Schut

Slide 20 - Quiz

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd ik-vorm + t
behalve bij ik en als jij erachter staat.

Slide 21 - Diapositive

Mijn broer ...... me.
A
bevrijd
B
bevrijdt
C
bevrijt

Slide 22 - Quiz

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, altijd 

stam + t
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t
behalve bij ik en als jij erachter staat.

Slide 23 - Diapositive

Ik ............ mijn zusje.
A
bevrijd
B
bevrijdt
C
bevrijt

Slide 24 - Quiz

.......... jij de hond?
A
Bevrijd
B
Bevrijdt
C
Bevrijt

Slide 25 - Quiz

Mopperen
ik...
jij...
...jij
                                                        mopperen
ik ...
jij ...
... jij 

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf op:
                                                         spieken
ik ...
jij ...
... jij 

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 28 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf op:

Slide 31 - Question ouverte


Slide 32 - Question ouverte

klaar!!!
werkboek blz

Slide 33 - Question ouverte

Wat hebben de televisie en internet veranderd in het omgaan met elkaar?

Slide 34 - Question ouverte

Wat vind jij een voordeel van internet?

Slide 35 - Question ouverte

Wat vind jij een nadeel van internet?

Slide 36 - Question ouverte