M3/ P4 /T5 Grammar 14 : Articles+ Like and As

Today
Grammar: Like & As + Articles
page 93 TB

Exercises:  27 & 28 

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Today
Grammar: Like & As + Articles
page 93 TB

Exercises:  27 & 28 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van de les kunnen jullie:
- Het verschil tussen like & as begrijpen.
- Like & as op de juiste manier toepassen in vergelijkingen. 
- Op de juiste plaats in een zin lidwoorden toepassen of weglaten.

Slide 2 - Diapositive

Welk van de onderstaande woorden zijn 'articles'?
A
de, het, een
B
at, to
C
the, a
D
at, the, as

Slide 3 - Quiz

'Like' en 'As' betekenen?
A
Net leuk
B
Als
C
Net
D
Net als

Slide 4 - Quiz

LIKE / AS

Like en as  worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen. 

Slide 5 - Diapositive

LIKE
Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon of ding iets doet.
- Hoe een persoon of ding eruit ziet.


Slide 6 - Diapositive

As
As gebruik je voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels.

Dit betekent dat je  as  gebruikt om iets te zeggen over:
- Waarvoor iets gebruikt wordt.
- Het beroep dat iemand beoefent.
- De tijd waarin iets gebeurt.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden
Like:
It fits like a glove. (hoe iets gedaan wordt)
She is acting like a queen. (hoe iets gedaan wordt)
As:
As in the past year, I am going to France. (voorzetsel: in)
I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)

Slide 8 - Diapositive


He cooks ______ a chef.
A
like
B
as

Slide 9 - Quiz

He is working ______ a supervisor.
A
like
B
as

Slide 10 - Quiz

Articles: the
We kennen in het Nederlands drie lidwoorden: de, het, een.
In het Engels zijn er twee lidwoorden: the, a/an.

Vandaag gaan we meer leren over het gebruik van the, dit wordt in het Nederlands vertaald met de of het.

Let op: In het Engels wordt niet altijd een lidwoord gebruikt!

Slide 11 - Diapositive

the wordt niet gebruikt bij:
  • Jaargetijden
  • Maaltijden
  • Leden van een groep
  • Achter: Both, All en Most
  • Voor: titels
  • Aardrijkskundige plekken
  • Vaste uitdrukkingen 
the wordt wel gebruikt bij: 
  • Als het gaat over iets specifieks of bijzonders!
  • Als het gaat over een hele groep.
  • Als een naam zelf een lidwoord bevat.
  • In sommige vast uitdrukkingen (Let op: betekenis kan veranderen)

Slide 12 - Diapositive

His flight is due to arrive at.....Heathrow Airport.
A
x
B
the

Slide 13 - Quiz

I liked ........ restaurant we went to last week.
A
x
B
the

Slide 14 - Quiz

My favourite holiday was my trip to _____ New Zealand.
A
x
B
the

Slide 15 - Quiz

.........cube houses in Rotterdam are visited regularly by tourists.
A
x
B
the

Slide 16 - Quiz

It's hot so I'm going to .......Scheveningen.
A
x
B
the

Slide 17 - Quiz

They went to Wales by.........bus.
A
x
B
the

Slide 18 - Quiz

My best friend comes from .......Netherlands
A
x
B
the

Slide 19 - Quiz

I like........food in general.
A
x
B
the

Slide 20 - Quiz

He speaks ____ a native speaker.
A
Like
B
As

Slide 21 - Quiz

He seems smart ____ a fox.
A
Like
B
As

Slide 22 - Quiz

My friend thinks ____ I do.
A
Like
B
As

Slide 23 - Quiz

Please don't use my plate ____ an ashtray.
A
Like
B
As

Slide 24 - Quiz

____ a parent, please let me tell you...
A
Like
B
As

Slide 25 - Quiz

I look ____ my father.
A
Like
B
As

Slide 26 - Quiz

Practice on your own.......
Exercise   27 & 28
page 45 activitybook B

Finished? 
Verder oefenen met Grammar 
>>>Test Yourself<<< page  47



timer
10:00

Slide 27 - Diapositive

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 28 - Question ouverte

Next Lesson
Thursday 16 june 2022

Toets Grammar & Stone Thema 5

Slide 29 - Diapositive

0

Slide 30 - Vidéo

0

Slide 31 - Vidéo