Formuleren §2:mannelijk, vrouwelijk en onzijdig

Welkom
Vandaag op de planning:
- 30 minuten lezen
- mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Vandaag op de planning:
- 30 minuten lezen
- mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden

Slide 1 - Diapositive

De lesdoelen
  • Je kunt bepalen of een zelfst, naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
  • Je kunt de woorden de, deze, die, het, dit en dat correct gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Formuleren 
=

'Iets onder woorden brengen'
'Iets uitdrukken in woorden'

En daar komen in het Nederlands een aantal regeltjes en schrijftrucjes bij kijken. Daar gaat formuleren over.

Slide 3 - Diapositive


Formuleren?


6.1 Volledige zinnen
6.2 Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
6.3 Verwijswoorden
6.4 Trappen van vergelijking
Waaruit bestaat de cursus

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden
mensen, dieren, dingen


Bijvoorbeeld: Jongen, water, boek, gras, egel, buggy, straat.

Bij deze zelfstandige naamwoorden horen lidwoorden. Het ene zelfstandige naamwoord krijgt het als lidwoord, het andere zelfstandig naamwoord krijgt de als lidwoord.

Slide 6 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden
mensen, dieren, dingen


Je moet weten of een zelfstandig naamwoord de of het als lidwoord krijgt, omdat je dan weet of je met 'deze, dit, die of dat' naar dit woord moet verwijzen

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandige naamwoorden
mensen, dieren, dingen


Bij een de-woord gebruik je deze en die.
De jongen -> deze jongen / die jongen
Bij een het-woord gebruik je dit en dat.
Het cadeau -> dit cadeau, dat cadeau.
een de-woord is mannelijk (m) of vrouwelijk (v)






een het-woord is onzijdig (o)

Slide 8 - Diapositive

Oefenen
H6 Formuleren
§2: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
Bladzijde 220-221
 
Opdracht 1 t/m 3
Site voor opdr 2 vandale.nl
Zelfstandig of samen (op fluistertoon!)

waar?
wat?
hoe?

Slide 9 - Diapositive

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:

  • Hoe je moet bepalen of zelfstandige naamwoorden de of het als lidwoord krijgt.
  • Wanneer je die, deze, dit en dat gebruikt.

Slide 10 - Diapositive