Over taal blok 5 les 3

Doel van deze les

Aan het eind van de les kun/ weet je:

  • Wat een dubbele ontkenning is
  • wat een verhaspeling is
  • wat overbodige woorden zijn
  • wat herhalingen zijn
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Doel van deze les

Aan het eind van de les kun/ weet je:

  • Wat een dubbele ontkenning is
  • wat een verhaspeling is
  • wat overbodige woorden zijn
  • wat herhalingen zijn

Slide 1 - Diapositive

Dubbele ontkenning
Je gebruikt twee ontkennende woorden. Die heffen elkaar dus eigenlijk weer op.

1. Hij gebruikt nooit geen suiker
2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het schoolfeest komen.

Slide 2 - Diapositive

mijn oma wil voorkomen dat ze geen griep krijgt

Slide 3 - Question ouverte

Ik ben nooit niet ziek

Slide 4 - Question ouverte

Het is verboden hier geen fietsen te plaatsen

Slide 5 - Question ouverte

Verhaspeling

Twee woorden of uitdrukkingen die qua betekenis op elkaar lijken zijn door elkaar gehaald.


Vb. Hij rookt als een ketting.

Hij rookt als een ketter of hij is een kettingroker

Slide 6 - Diapositive

Hij steekt er met kop en schotels bovenuit

Slide 7 - Question ouverte

Deze doos weegt zwaar

Slide 8 - Question ouverte

Hij wil de fietser voorbij passeren

Slide 9 - Question ouverte

Ik heb leuke medeklasgenoten

Slide 10 - Question ouverte

Overbodige woorden
Je zegt twee keer hetzelfde, er is al een woord in de zin met dezelfde betekenis

Slide 11 - Diapositive

Bovendien ontvang je ook een gratis telefoonhoesje.
Welke woorden hebben dezelfde betekenis

Slide 12 - Question ouverte

In de auto moet je verplicht autogordels dragen.
Welk woord is overbodig?

Slide 13 - Question ouverte

De directeur heeft een mondelinge toespraak gehouden. Welk woord is overbodig?

Slide 14 - Question ouverte

Herhaling
Je zegt twee keer hetzelfde met andere woorden

Slide 15 - Diapositive

Wat is de herhaling?
Hij heeft zijn kamer keurig netjes opgeruimd

Slide 16 - Question ouverte

Wat is een dubbele ontkenning
A
twee woorden die hetzelfde betekenen
B
twee woorden die tegenovergesteld zijn
C
twee woorden die een ontkenning aangeven
D
twee woorden die hetzelfde klinken

Slide 17 - Quiz

wat is een verhaspeling
A
twee woorden die tegenovergesteld zijn.
B
twee woorden die hetzelfde betekenen.
C
twee woorden die door elkaar worden gehaald.
D
twee woorden die allebei een ontkenning aangeven.

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een verhaspeling?
A
nakijken
B
opbellen
C
optelefoneren
D
autorijden

Slide 19 - Quiz

Nog een ander voorbeeld van een verhaspeling:
A
nakijken
B
opnoteren
C
opschrijven
D
verzamelen

Slide 20 - Quiz

Als iemand onbedoeld woorden of uitdrukkingen door elkaar haalt, dan noem je dat een:
A
verhaspeling
B
herhaling
C
synoniem
D
overbodig woord

Slide 21 - Quiz

herhaling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar telkens net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 22 - Quiz

Kwaadwillige laster veroorzaakt veel verdriet
A
verhaspeling
B
geen verhaspeling

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een verhaspeling?
A
nakijken
B
opbellen
C
optelefoneren
D
autorijden

Slide 24 - Quiz

Sommige kranten geven op hun website het nieuws gratis weg.
A
herhaling
B
overbodig woord
C
verhaspeling
D
dubbele ontkenning

Slide 25 - Quiz

Wij hebben nooit geen probleem
A
herhaling
B
overbodig woord
C
dubbele ontkenning
D
verhaspeling

Slide 26 - Quiz

Er is een laag witte sneeuw gevallen
A
herhaling
B
overbodig woord
C
verhaspeling
D
Dubbele ontkenning

Slide 27 - Quiz