10-9 Taalschat H5: Overbodige woorden, dubbele ontkenning en verkeerde woorden of uitdrukkingen

In deze les:

  • Lesopening: nieuws
  • Terugblik op de vorige les:
    homoniemen
    homofonen
    synoniemen

  • Uitleg:
    overbodige woorden
    dubbele ontkenning en verhaspeling
    verkeerde woorden of uitdrukkingen

  •  Zelfstandig afmaken: opdrachten van vorige week
      Zelfstandig maken: opdracht 18, 19, 20, 21 , 22 en 23 op blz. 182 en 183

  • Terugblik op de les en evaluatie van de leerdoelen

Doelen van deze week:
  • Je kunt overbodige woorden in een zin herkennen.
  • Je kunt een dubbele ontkenning in zinnen herkennen.
  • Je kunt een verhaspeling in een zin verbeteren.
  • Je kunt de juiste woorden in een zin gebruiken.
  • Je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen verbeteren.

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In deze les:

  • Lesopening: nieuws
  • Terugblik op de vorige les:
    homoniemen
    homofonen
    synoniemen

  • Uitleg:
    overbodige woorden
    dubbele ontkenning en verhaspeling
    verkeerde woorden of uitdrukkingen

  •  Zelfstandig afmaken: opdrachten van vorige week
      Zelfstandig maken: opdracht 18, 19, 20, 21 , 22 en 23 op blz. 182 en 183

  • Terugblik op de les en evaluatie van de leerdoelen

Doelen van deze week:
  • Je kunt overbodige woorden in een zin herkennen.
  • Je kunt een dubbele ontkenning in zinnen herkennen.
  • Je kunt een verhaspeling in een zin verbeteren.
  • Je kunt de juiste woorden in een zin gebruiken.
  • Je kunt spreekwoorden en uitdrukkingen verbeteren.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

Vorige les: homoniemen
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben.

Bijvoorbeeld:
- muis (van een computer of het dier)
- bank (om op te zitten of geldinstelling)

Slide 4 - Diapositive

Vorige les: homofonen
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar je schrijft ze anders en ze betekenen iets anders. 

Bijvoorbeeld:
- leiden en lijden
- bond en bont
- licht en ligt

Slide 5 - Diapositive

Vorige les: synoniemen
Synoniemen zijn verschillende woorden met (bijna) dezelfde betekenis.

Bijvoorbeeld:
- aardig, sympathiek en vriendelijk
- misschien, mogelijk en wellicht
- huilen, janken en jengelen

Slide 6 - Diapositive

5.3 Taalfouten

Slide 7 - Diapositive

Overbodige woorden
Soms staan er overbodige woorden in zinnen. Ze zijn niet nodig in de zin.

Voorbeelden:
een mondeling toespraak
Ik wil meteen direct naar huis.

Slide 8 - Diapositive

Dubbele ontkenning
Een dubbele ontkenning is het herhalen van een ontkennend woord in een zin. Er staan dus twee ontkenningen in

Voorbeelden:
Ik heb nooit geen zin om te voetballen.
Marwan gaat nooit niet naar zijn oma.

Slide 9 - Diapositive

Verhaspeling
Bij een verhaspeling verwissel je woorden die op elkaar lijken, maar die een verschillende betekenis hebben. 

Voorbeelden:
Die schoenen kosten te duur.
Ik zie door het bos de bomen niet meer.
Er is een dood lijk gevonden in Amsterdam.

Slide 10 - Diapositive

Verkeerde woorden
Soms gebruik je een verkeerd woord, omdat het erg lijkt op een ander woord.

Voorbeelden:
De twee bedrijven zijn gefusilleerd.
De twee bedrijven zijn gefuseerd. 

Mijn broertje traint mee bij de papillen.
Mijn broertje traint mee bij de pupillen.

Slide 11 - Diapositive

Verkeerde uitdrukkingen en spreekwoorden
Soms worden uitdrukkingen en spreekwoorden door elkaar gehaald. Zorg ervoor dat je ze op de juiste wijze gebruikt. 

Voorbeelden:
Slapende honden bijten niet.
Slapende honden blaffen niet.

De peer valt niet ver van de boom.
De appel valt niet ver van de boom.

Als je te laat thuiskomt, vind je de kat in de pot.
Als je te laat thuiskomt, vind je de hond in de pot.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Aan de slag!
Zelfstandig afmaken: opdrachten van de afgelopen twee weken (laatste les deze week aftekenen))

  Zelfstandig maken: opdracht 18, 19, 20, 21 , 22 en 23 op blz. 182 en 183

Slide 14 - Diapositive