V2 - Chapitre 3 - ABCD herhaling

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui

Vocabulaire A et B

Répéter: les phrases-clés

Répéter: aanwijzend vnw

Faire: ex. 20

Les buts: 

- je kent de woorden van A en B

- je kunt het aanwijzend voornaamwoord gebruiken

- je kent de getallen

Noteer in cijfers:
quatre-vingt-douze

Zij is sportief

J'ai besoin d'un pull

Je dépense mon argent de poche

Welke hoort er niet bij?

1. la robe
2. les chaussures
3. la semaine
4. les bottes

Phrases-Clés

On va dans ce magasin?

Comment tu trouves ce pull rouge?

Il coûte combien?

Tu fais quelle taille?

Tu vas l'essayer?

Aanwijzend voornaamwoord

Hoe zit het ook al weer?

ce / cet / cette / ces

Aanwijzend voornaamwoord

mannelijk met klinker / h	cet
mannelijk	ce
vrouwelijk	cette
meervoud	ces

___ homme

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

___ lunettes de soleil

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

deze week

1. ce semaine
2. cet semaine
3. cette semaine
4. ces semaine

deze rok

ex. 20

C'est bientôt l'anniversaire de ton meilleur ami / ta meilleure amie. Tu veux organiser une fête. Écris une invitation.

- vertel waarom je schrijft

- vertel wat voor feest je wilt organiseren + waar + wanneer

- vertel welke cadeaus je in gedachten hebt. Hij/zij is gek op kleding (minimaal 3)

- Geef info over de cadeaus (prijs, kleur, etc)

Ik kan een gesprek voeren in de kledingwinkel

😒🙁😐🙂😃

ik kan het aanwijzend voornaamwoord gebruiken

😒🙁😐🙂😃