Een bijzonder vorm van grondwater is de aquifer.
Een aquifer is een watervoorraad diep in de ondergrond.
De ondergrond is opgebouwd uit verschillende lagen gesteente.
Die lagen zijn in verschillende tijden ontstaan en (meestal) geldt de regel: hoe dieper, hoe ouder de laag gesteente.
Sommige van deze lagen zijn massief: er zit geen enkel gaatje in en dus komt er niets doorheen.
Andere lagen zijn juist poreus: er zitten allemaal gaatjes in waarin water zit opgeslagen.
Bij een aquifer is er eerst een laag van massief gesteente ontstaan, waardoor water niet weg kon.
Daarop kwam een laag met poreus gesteente te liggen waar water wel doorheen kon.
Maar daarop zat weer een laag met massief gesteente, waardoor er geen water meer bij kwam. Het water zat nu opgesloten.
Het water in de aquifer is miljoenen jaren geleden opgeslagen. Daarom noemen we het ook wel fossielwater.
We kunnen het water in de aquifer nu oppompen. Maar we kunnen het niet aanvullen. Op is dus ook echt op!