Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Voorbeelden van abiotische factoren zijn
A
Temperatuur
B
Regen, licht, water en de bodem
C
Lucht en ziekteverwekkers
D
Voedsel
Slide 1 - Quiz
Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort?
Slide 2 - Question ouverte
Wat is een populatie?
Slide 3 - Question ouverte
Producent
Consument
Reducent
Slide 4 - Question de remorquage
Bepaalde planten bloeien vroeger in het voorjaar omdat ze dan in een bos nog geen last hebben van de bladeren van bomen. Over welk type planten gaat dit?
A
Schaduwplanten
B
Voorjaarsbloeiers
C
Najaarsbloeiers
D
Zonplanten
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Voorbeelden van dieren zijn:
Rups - Koolmees - Havik - Slaplant
Welke voedselketen is juist?
A
Rups -> Koolmees -> Havik -> Slaplant
B
Slaplant -> Rups -> Koolmees -> Havik
C
Slaplant -> Koolmees -> Rups -> Havik
D
Havik -> Koolmees -> Rups -> Slaplant
Slide 9 - Quiz
Welke aanpassingen hebben waterdieren gedaan zodat ze kunnen leven in het water?
Slide 10 - Carte mentale
In de vacht van vossen leven vlooien die bloed uit de huid opzuigen. Verder komen in de vacht van vossen ook bacteriën voor die van dode huidcellen leven. Welke van deze organismen behoren tot reducenten?
A
Vossen
B
Dode huidcellen
C
Vlooien
D
Bacteriën
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Welke kenmerken horen bij landplanten die in een droog milieu leven?