6.04 Aanpassingen bij dieren

6.04 Aanpassingen bij dieren
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, mavoLeerjaar 2,4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.04 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

waarmee begint een voedselketen altijd?
A
plant
B
dier

Slide 3 - Quiz

Staan op het einde van de voedselketen
A
producenten
B
reducenten
C
consumenten
D
Zowel A, B als C is goed

Slide 4 - Quiz

In een levensgemeenschap leven populaties van verschillende soorten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

De slang is consument van de ...?
A
1e orde
B
1e, 2e en 3e orde
C
3e en 5e orde
D
6e orde

Slide 6 - Quiz

Wat was een populatie ook alweer?
A
Verschillende soorten in een gebied
B
Alle abiotische en biotische factoren samen
C
Een groep individuen van dezelfde soort
D
Een groep individuen van verschillende soorten

Slide 7 - Quiz

De producenten in een bepaald gebied groeien dit jaar slecht. Welke stelling is waar?
A
Alle populaties in de volgende schakels krimpen
B
De populatie planteneters neemt af, de rest niet
C
Populatie planteneters neemt af, populatie vleeseters neemt toe
D
Het biologisch evenwicht blijft stabiel

Slide 8 - Quiz

Door een zachte winter is er veel gras en wordt de populatie konijnen groter.
Wat gebeurt er met de populatie vossen in dit gebied?
A
De populatie neemt af omdat de konijnen teveel ruimte innemen
B
De populatie neemt af omdat de konijnen teveel holen graven in dit gebied
C
De populatie neemt toe omdat er meer holen zijn voor de vos
D
De populatie neemt toe omdat er meer voedsel is.

Slide 9 - Quiz

In een optimumkromme geef je weer:
A
de hoeveelheid babyguppies in de populatie
B
De temperatuur van de populatie
C
de groei- en voortplantingskansen van een populatie
D
De gemiddelde leeftijd in een populatie.

Slide 10 - Quiz

Waar hangt de populatiegrote vanaf?
A
Het biologisch evenwicht
B
Abiotische factoren
C
Biotische factoren
D
Biotische + Abiotische factoren

Slide 11 - Quiz

Wat is een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 12 - Quiz

Doel van de les
Aan het einde van deze les kun je verschillende aanpassingen aan hun omgeving noemen  bij dieren.

Slide 13 - Diapositive

Waterdieren

Slide 14 - Diapositive

Gestroomlijnd
kop,romp en staart gaan geleidelijk in elkaar over

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Dieren in water kunnen groot worden
worden door het water gedragen

Slide 17 - Diapositive

Landzoogdieren
Landzoogdieren

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

Zoolganger, teenganger, topganger

Welke gangers zijn deze dieren?

Schijf de antwoorden in je schrift.

Slide 21 - Diapositive

zonder hoef

Slide 22 - Diapositive

zoolganger
beer

Slide 23 - Diapositive

Leeuw
teenganger

Slide 24 - Diapositive

topganger met hoef
paard

Slide 25 - Diapositive

Topgangers

Slide 26 - Diapositive

topgangers:
alle hoefdieren zoals:

paarden
koeien
varkens
herten
kamelen
neushoorns
geiten
ezels
giraffen
tapirs
zebra's
schapen
enz.
teengangers:
alle hond en katachtigen:

leeuwen
tijgers
wolven
poema's
cheetah's
panters
hyena's
vossen
enz.
zoolgangers:

mensen
apen
beren

knaagdieren zoals:

muizen
ratten
eekhoorns
cavia's
hamsters
konijnen
enz.

Slide 27 - Diapositive

Aanpassingen bij vogels

Slide 28 - Diapositive

Poten vogels
op een tak kunnen staan

Slide 29 - Diapositive

poten met klauwen
om hard mee te kunnen lopen

Slide 30 - Diapositive

lopen in ondiep water
poten met zwemvliezen

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Diapositive

kegelsnavel
pincetsnavel

Slide 34 - Diapositive

haaksnavel
zeefsnavel

Slide 35 - Diapositive

Priemsnavel

Slide 36 - Diapositive

Quizje!!

Slide 37 - Diapositive

Zoolganger
Topganger
Teenganger
Loopt op de gehele voetzool
Loopt op de tenen.
Loopt op de top van de tenen.
tenen en nagels zijn vergroeid tot hoef.

Slide 38 - Question de remorquage

kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel

Slide 39 - Question de remorquage

Hoe ademen vissen?
A
door longen
B
door kieuwen

Slide 40 - Quiz

Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers

Slide 41 - Quiz

Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte

Slide 42 - Quiz

Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen

Slide 43 - Quiz

Hoe komt het dat dieren in het water zo ontzettend groot kunnen zijn?
A
ze hebben veel te eten
B
het water draagt hen
C
ze hebben hele grote botten

Slide 44 - Quiz

Waarom hebben olifanten zulke stevige poten?
A
kunnen ze harder rennen
B
kunnen ze beter trappen
C
om hun zware skelet te kunnen dragen

Slide 45 - Quiz

Aan het huiswerk!
Quayn 6.4 Aanpassingen bij dieren
Blz. boek: 69



timer
10:00

Slide 46 - Diapositive