Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Werkwoorden thema 3
Werkwoorden thema 3
1 / 48
suivant
Slide 1:
Diapositive
NT2
ISK
Cette leçon contient
48 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
75 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Werkwoorden thema 3
Slide 1 - Diapositive
drinken
Ik
drink
(ik-vorm)
Jij drink
t
(ik- vorm +
t
) Vraag: drink jij?
U
drink
t
(ik-vorm
+ t
)
Hij/Zij
drink
t
(ik-vorm
+ t
)
Wij
drink
en
(hele werkwoord)
Jullie
drink
en
Zij
drink
en
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
ze
gg
en
ik
zeg
(ik-vorm)
jij zeg
t
(ik-vorm + t)
u zeg
t
(ik-vorm + t)
hij/zij
zeg
t
(ik-vorm + t)
Wij zegg
en
(hele werkwoord)
Jullie
zeggen
Zij
zeggen
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Zeggen, , zi
tt
en, begi
nn
en, bakken
Slide 6 - Diapositive
Let op!
Aan het eind van een ik-vorm staan nooit twee dezelfde medeklinkers:
bakken: ik-vorm =
bakk
bak
zeggen: ik-vorm =
zegg
zeg
zitten: ik-vorm=
zitt
zit
beginnen: ik-vorm=
beginn
begin
Slide 7 - Diapositive
Mohannad _______ een lekkere taart. (bakken)
A
bak
B
bakk
C
bakt
D
bakkt
Slide 8 - Quiz
Hoe _______ jij dit woord? (spellen)
A
spel
B
spell
C
spelt
D
spellt
Slide 9 - Quiz
De juf _______ goedemorgen. (zeggen)
Slide 10 - Question ouverte
Ivan en Taha ________ stil op hun stoel. (zitten)
Slide 11 - Question ouverte
Khalil ______ aan zijn huiswerk. (beginnen)
Slide 12 - Question ouverte
3.6 werkwoorden met een
lange
klank
Hele werkwoord: wonen (wo-nen).
Ik ........
Hoe zeg je dat?
Hoe schrijf je dat?
Slide 13 - Diapositive
wonen
ik
w
oo
n
(ik-vorm)
jij w
oo
n
t
(ik-vorm + t) Vraag:
w
oo
n
jij? (ik-vorm)
u w
oo
n
t
(ik-vorm + t)
hij / zij w
oo
n
t
(ik-vorm + t)
wij
wonen
jullie
wonen
zij
wonen
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Werkwoorden met lange klank
wonen, spreken, lopen, praten leren, spelen, vragen, maken
Slide 16 - Diapositive
Let op!
spreken: ik-vorm =
sprek
spreek
wonen: ik-vorm =
won
woon
lopen: ik-vorm=
lop
loop
praten: ik-vorm=
prat
praat
leren: ik-vorm=
ler
leer
Slide 17 - Diapositive
Ik _________ met mijn broertje. (spelen)
A
spel
B
speel
C
spelt
D
speelt
Slide 18 - Quiz
Jullie ______ nog niet zo lang in Nederland. (wonen)
A
woont
B
wont
C
wonen
D
wonnen
Slide 19 - Quiz
Mert ________ iets aan de juf. (vragen)
A
vrag
B
vragt
C
vraag
D
vraagt
Slide 20 - Quiz
Daria _________ altijd haar huiswerk. (maken)
A
mak
B
maak
C
makt
D
maakt
Slide 21 - Quiz
Welke taal ________ jij thuis?
Slide 22 - Question ouverte
Mijn oma ________ in Rotterdam. (wonen)
Slide 23 - Question ouverte
Ali _______ naar de bushalte. (lopen)
Slide 24 - Question ouverte
3.11 Werkwoorden met een
v
of een
z
Hele werkwoord: schrijven
Wat is de ik-vorm?
Ik ........
Hoe zeg je dat?
Hoe schrijf je dat?
Slide 25 - Diapositive
schrij
v
en
ik
schrij
f
(ik-vorm)
jij
schrij
f
t
(ik-vorm + t) vraag:
schrij
f
jij?
u
schrij
f
t
(ik-vorm + t)
hij /zij
schrij
f
t
(ik-vorm + t)
wij
schrijven
(hele werkwoord)
jullie
schrijven
zij
schrijven
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Welke taal ________ jij thuis?
Slide 28 - Question ouverte
Let op!
Aan het einde van een woord staat
nooit
een
v
of een
z
:
schrijven -> schrij
v
-> ik schrij
f
kiezen -> kie
z
-> ik kie
s
lezen -> lee
z
-> ik l
ee
s
Slide 29 - Diapositive
Ik ____ mijn naam. (schrijven)
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijft
D
schrijvt
Slide 30 - Quiz
De leerlingen ____ op het papier. (schrijven)
A
schrijf
B
schrijv
C
schrijfen
D
schrijven
Slide 31 - Quiz
Maria en Sesili ____ een kleur. (kiezen)
Slide 32 - Question ouverte
_____ (lezen) jij een boek?
Slide 33 - Question ouverte
En weten jullie het nog?
De werkwoorden 'hebben' en 'zijn'...
Slide 34 - Diapositive
1.12
zijn
ik
ben
(ik-vorm)
jij
bent
(ik-vorm + t) vraag: ben jij?
u
bent
(ik-vorm + t)
hij /zij
is
wij
zijn
(hele werkwoord)
jullie
zijn
zij
zijn
Slide 35 - Diapositive
1.15
hebben
ik
heb
(ik-vorm)
jij
hebt
(ik-vorm + t) vraag: heb jij?
u
hebt
(ik-vorm + t)
hij / zij
heeft
(ik-vorm + t)
wij
hebben (
hele werkwoord)
jullie
hebben
(hele werkwoord)
zij
hebben
(hele werkwoord)
Slide 36 - Diapositive
U ____ mijn oma. (zijn)
Slide 37 - Question ouverte
Zij ____ Saad en Efe (zijn)
Slide 38 - Question ouverte
Jij ____ mijn zus. (zijn)
Slide 39 - Question ouverte
Ik ____ bang voor spinnen. (zijn)
Slide 40 - Question ouverte
______ jij een jongen? (zijn)
Slide 41 - Question ouverte
Mijn oma ___ lief. (zijn)
Slide 42 - Question ouverte
Jij ____ een mooie fiets. (hebben)
Slide 43 - Question ouverte
De leerling ____ een nieuw boek. (hebben)
Slide 44 - Question ouverte
_____ jij een hond? (hebben)
Slide 45 - Question ouverte
Tim en Tom _____ een kat. (hebben)
Slide 46 - Question ouverte
Hij _____ een mooie auto. (hebben)
Slide 47 - Question ouverte
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 48 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
wonen
Octobre 2024
- Leçon avec
48 diapositives
NT2
ISK
pvtt
Novembre 2024
- Leçon avec
49 diapositives
NT2
ISK
Les 4
il y a 4 jours
- Leçon avec
20 diapositives
De OTT
Septembre 2024
- Leçon avec
14 diapositives
A1 herhaling en TC 3.7
Juin 2023
- Leçon avec
35 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 2
Thema school - A1 - 19/4
Avril 2024
- Leçon avec
48 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Thema school - A1 - 16/4
Avril 2024
- Leçon avec
49 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Thema school - A1
Novembre 2023
- Leçon avec
43 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1