Present simple - present continuous

Present simple - present continuous

Wanneer gebruik je de present simple?

Present simple

We gebruiken de present simple als het gaat om:

 feiten, gewoontes en dingen die we regelmatig doen.

1.  This book has a red colour. (feit)

2. Bart always bites his nails. (gewoonte)

3. These kids often play with each other. (regelmaat)

Hoe maak je de present simple?

Shit-regel

Bij she, he en it , gebruik je het hele werkwoord + S.

Bij I, you, we en they, gebruik je het hele werkwoord.

We walk to school everyday.

She walks to school everyday.

Verschillende vormen

1. Ontkennend: 

     I don't walk to school everyday.

2. Vragend:

     Do I walk to school everyday?

3. Bevestigend:

     I walk to school everyday.

My brother and I ..... (to fight) a lot.

1. fights
2. fight

He......... (play) tennis every Friday.

1. plays
2. play

Wanneer gebruik je de present continuous?

Present continuous

We gebruiken de present continuous om aan te geven dat iets NU aan het gebeuren is of als je iets in de nabije toekomst gepland hebt.

Present continuous 

1. I am playing outside. (je bent dit op dit moment aan het doen)

2. I am seeing my friend this afternoon. (dit staat gepland in de nabije toekomst)

Hoe maak je de present continuous?

Present continuous

Voor de present continuous heb je 2 werkwoorden nodig.

Vorm van to be (am, is, are)  + het hele werkwoord + ing:

He is talking to his friend. 

We are going right now.

Verschillende vormen

1. Ontkennend:

    I am not playing outside.

2. Vragend:

     Am I playing outside?

3. Bevestigend:

     I am playing outside.

Uitzondering bij spelling

Werkwoorden die eindigen op een -e:

--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.

I am having fun (have)

Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:

--> je verdubbelt de -l.

Mark is travelling to Canada as we speak. (travel)

Spelling uitzonderingen

Werkwoorden die eindigen op een medeklinker en daarvoor staat een klinker, dan wordt de medeklinker verdubbeld. 

 The barber is cutting her hair. (cut)

 She is stopping at the trafic light. (stop)

--> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.

Wat is het verschil tussen present continuous/ present simple?

Paar zinnen samen doen

I ...... (play) with Max every Friday.

1. am playing
2. play

We ...... (live) in a small town.

1. are living
2. live

The train ..... (leave) right now.

1. is leaveing
2. leaves
3. is leaving

He ...... currently .... to play the piano.(learn)

1. is currently learning
2. learns currently

Aan de slag!

Na 10 à 15 minuten gaan we het samen bespreken!