Waar-deel

Het waar-deel
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Het waar-deel

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les:

Je gaat oefenen met het vinden van het waar-deel in een zin.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welke vraag moet je stellen om het waar-deel te vinden in een zin?

Slide 4 - Question ouverte

Zet achter elke zin het waar-deel. Kijk goed naar de plaatjes.
De tijger woont..
De papegaai zit..
De gorilla hangt..
De leeuw slaapt..
Op een rots
achter tralies
aan een touw
op een stok

Slide 5 - Question de remorquage

Bij welke zin is het waar-deel onderstreept. Zet het vinkje bij de juiste zin. 
Let op! stel jezelf de vraag waar...? om te weten waar het waar-deel zich bevindt.
De parkiet fluit in de kooi
De parkiet fluit in de kooi
De parkiet fluit in de kooi

Slide 6 - Question de remorquage

Bij welke zin is het waar-deel onderstreept. Zet het vinkje bij de juiste zin. 
Let op! stel jezelf de vraag waar...? om te weten waar het waar-deel zich bevindt.
De koe graast in de wei
De koe graast in de wei
De koe graast in de wei

Slide 7 - Question de remorquage

Bij welke zin is het waar-deel onderstreept. Zet het vinkje bij de juiste zin. 
Let op! stel jezelf de vraag waar...? om te weten waar het waar-deel zich bevindt.
De kippen pikken in het zand
De kippen pikken in het zand
De kippen pikken in het zand

Slide 8 - Question de remorquage

Bij welke zin is het waar-deel onderstreept. Zet het vinkje bij de juiste zin. 
Let op! stel jezelf de vraag waar...? om te weten waar het waar-deel zich bevindt.
De aap klimt in de boom
De aap klimt in de boom
De aap klimt in de boom

Slide 9 - Question de remorquage

Het waar-deel vinden in de tekst
Lees dit goed! Het waar-deel in een zin vertelt WAAR iets gebeurt. 
Je vindt het waar-deel door te vragen: waar..?

Voorbeeld: Ravi speelt op zolder. 
Waar speelt Ravi?  Op zolder 
Het waar-deel is: Op zolder

Slide 10 - Diapositive

Wat is het waar-deel in deze zin?
Ik kijk tv op de bank.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het waar-deel in deze zin?
In de bossen wandel ik vaak.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het waar-deel in deze zin?
Mijn fiets staat nog op school.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het waar-deel in deze zin?
Aan het eind loop ik het liefst

Slide 14 - Question ouverte