Taal les 2

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Taal thema 5 les 2

Doel van de les:...........................

Het waar-deel

Het waar-deel in de zin vertelt waar iets gebeurt. Je vindt het waar-deel door te vragen: waar....?

1. De vis zwemt in de kom. Wat is het waar-deel?
Tip! Waar zwemt de vis?

2. De kom staat op tafel. Wat is het waar-deel?
Tip! Waar staat de kom?

3. De tijger en de leeuw wonen in de zoo. Wat is het waar-deel?

Zoek het waar-deel bij elke zin. Sleep het waar-deel naar het rode vlak.

De hond ligt..

De parkiet fluit..

De koe graast..

De kippen pikken..

De aap klimt..

..in de wei

.. in de kooi

.. in de boom

.. in de mand

.. in het zand

Kijk naar de illustraties. Zet
achter elke zin het
waar-deel.
De tijger woont...

1. achter tralies
2. op een rots
3. op een stok
4. tussen de takken

Kijk naar de illustraties. Zet
achter elke zin het
waar-deel.
De papegaai zit..

1. achter tralies
2. op een rots
3. op een stok
4. tussen de takken

Kijk naar de illustraties. Zet
achter elke zin het
waar-deel.
De gorilla hangt...

1. achter tralies
2. aan een touw
3. op een stok
4. tussen de takken

Kijk naar de illustraties. Zet
achter elke zin het
waar-deel.
De leeuw slaapt..

1. achter tralies
2. op een rots
3. op een stok
4. tussen de takken

Kijk naar de illustraties. Zet
achter elke zin het
waar-deel.
De uil verstopt..

1. achter tralies
2. aan een touw
3. op een stok
4. tussen de takken

Verzin een waardeel:
Ben speelt..

Verzin een waardeel:
De hond rent ..

Verzin een verhaal over een kitten. Let erop dat je een waar-deel gebruikt in je verhaal.

Ik heb veel geleerd over het waar-deel

Waar

Beetje waar

Niet waar