Terugblik klas 1 grammatica hoofdstuk 3 Nederlands

Persoonsvorm
Belangrijkste werkwoord in een zin. 

Twee manieren om hem te vinden: 
--> Tijdproef
--> Vraagproef
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm
Belangrijkste werkwoord in een zin. 

Twee manieren om hem te vinden: 
--> Tijdproef
--> Vraagproef

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Gaan we vanmiddag zwemmen?
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek de pv:

Waarom heb jij gisteren gelogen?
A
pv = waarom
B
pv = gelogen
C
pv = jij
D
pv = heb

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderwerp
Belangrijkste persoon, dier of ding in de zin. 

Hoe vinden? 
Wie/wat + persoonsvorm?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik loop naar Karel
A
ow = ik
B
ow = loop
C
ow = naar
D
ow = Karel

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de bloemenwinkel liep de vrouw met een grote boog om Josje heen.
A
OW = de bloemenwinkel
B
OW = de vrouw
C
OW = een grote boog
D
OW = Josje

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een korte klank?
A
Maan
B
Oor
C
Pop
D
Gaap

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klik het woord aan met een lange klank.

A
bord
B
buurt
C
kop
D
klap

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorden hebben alléén korte klanken?
A
bot, mond
B
knop, hoor
C
koor, gok
D
vos, spoor

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn allemaal lange klanken?
A
mees, vraag, wordt
B
gaar, mos, Luuk
C
want, moord, blaar
D
muur, roos, laars

Slide 12 - Quiz

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want
Heeft het woord 'tennis' een lange of korte klank?
A
Lange klank
B
Korte klank

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de stam van horen?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de stam van knijpen?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Splitbare werkwoorden

Slide 16 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions