klimaat wat weet je nog

Wat weet je nog opdracht
  • Teken de klimaten vanaf de evenaar naar de noordpool
  • Geef in je tekening de namen van de klimaten en de afkortingen (volgens Köppen) weer
  • Geef aan welke landschapszones bij de klimaten horen
  • Voeg de temperaturen (verschil zomer/winter) toe
  • Teken de kenmerkende flora/fauna

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog opdracht
  • Teken de klimaten vanaf de evenaar naar de noordpool
  • Geef in je tekening de namen van de klimaten en de afkortingen (volgens Köppen) weer
  • Geef aan welke landschapszones bij de klimaten horen
  • Voeg de temperaturen (verschil zomer/winter) toe
  • Teken de kenmerkende flora/fauna

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Lessonup!
Zorg eerst dat je de QA analyse op RTTI online volledig hebt ingevuld!!

Ga naar het Ak vaklokaal op It's Learning
Ga naar bronnen -> semester 1 
Log in via de koppeling "lessonup!"
Klascode: rdcez

Slide 3 - Diapositive

Wat is de juiste omschrijving van breedteligging?
A
Grote gebieden die qua klimaat hetzelfde zijn
B
Hoek die de zonnestralen maken met het aardoppervlak
C
De ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar in graden
D
Zone op aarde die ingedeeld is in temperatuur

Slide 4 - Quiz

Plaatsen op hoge breedte liggen dichtbij de evenaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Lage breedte ligt op....
A
0 graden t/m 23.5 graden
B
23.5 graden t/m 66.5 graden
C
66.5 graden t/m 90 graden
D
rond de Noordpool

Slide 6 - Quiz

Welke zonnestraal valt er in op hoge breedte?
B
A
A
A
B
B

Slide 7 - Quiz

Bij de evenaar is de invalshoek van de zon
A
Klein
B
Groot

Slide 8 - Quiz

De zon verwarmt de aarde, de aarde verwarmt de atmosfeer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Zonder dampkring is op aarde geen leven mogelijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is aanlandige wind?
A
Wind die van het land naar de zee waait
B
Wind die van de zee naar het land waait
C
Wind die uit de bergen komt.
D
Wind die verder de zee in waait.

Slide 11 - Quiz

Zeewind (aanlandige wind) brengt verkoeling in de zomer en verwarming in de winter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Welke windrichting wordt hier weergegeven?
A
Noordoostenwind
B
Noordwestenwind
C
Zuidwestenwind
D
Zuidoostenwind

Slide 13 - Quiz

1. Water warmt minder snel op dan land.
2. Water houdt warmte langer vast dan land.
A
1 en 2 zijn waar
B
1 is waar, 2 is niet waar
C
1 is niet waar, 2 is waar
D
1 en 2 zijn niet waar

Slide 14 - Quiz

Oostenwind is in Nederland hetzelfde als zeewind en aanlandige wind.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Warme lucht kan meer vocht vasthouden dan koude lucht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Warme lucht is zwaarder dan koude lucht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wind waait van....
A
Hoge druk naar lage druk
B
Lage druk naar hoge druk

Slide 18 - Quiz

Het klimaat is ..........................
A
Het gemiddelde weer in een bepaald gebied, gemeten over een periode van 30 jaar.
B
De temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde plaats, op een bepaald moment.

Slide 19 - Quiz

Welk klimaat hebben we in Nederland?
A
Continentaal klimaat
B
Landklimaat
C
Zeeklimaat
D
Gematigd Zeeklimaat

Slide 20 - Quiz

Als ik denk aan klimaatverandering, denk ik aan:

Slide 21 - Carte mentale

Wat is de loefzijde van de berg?
A
B
A
A
B
B

Slide 22 - Quiz

Bij gebergten komt vooral stijgingsregens voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Een laag gas laag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring

Slide 24 - Quiz

Zonder het broeikaseffect zou het veel warmer op aarde zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
Broeikassen die ervoor zorgen dat de aarde warm blijft.
B
Extra uitstoot van broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen.
C
De massale ontbossing waardoor CO2 niet meer wordt opgenomen
D
Het overschakelen van fossiele brandstoffen op energiebronnen die niet opraken en geen CO2 uitstoten.

Slide 26 - Quiz