5.4 de nieren 5havo

Planning
- Terugblik BS 1 t/m 3
- BS 4 de nieren

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Planning
- Terugblik BS 1 t/m 3
- BS 4 de nieren

Slide 1 - Diapositive

homeostase =Het vermogen om het inwendig milieu (lichaamsvloeistoffen) voor de cellen zo constant mogelijk te houden

Waar gaat het ook alweer over? 
Thema 5

Slide 2 - Diapositive

Thema 5 Gaswisseling & Uitscheiding

Basisstof 1 Gaswisseling
Basisstof 2 Longventilatie
Basisstof 3 De lever
Basisstof 4 De nieren
Basisstof 5 De huid

Slide 3 - Diapositive

Kijk goed naar het 'leverlobje' op pagina 79 van je boek. Beschrijf welke aan en afvoerende vaten er naar/vanuit het leverlobje zijn.

Wanneer wordt er 'ureum' gemaakt in de lever? Waaruit wordt dit afvalproduct gemaakt en waar wordt het uiteindelijk uitgescheiden? 

Waarom is de indeling van het leverlobje dus heel handig?

Slide 4 - Diapositive

Leverlobje
Links de bouw van een leverlobje met leverslagader (8), leverader (3), galgang (5), poortader (7).

De functies van de lever:
- Homeostase proberen te behouden
- Afbraak van bloedcellen
- Koolhydraatstofwisseling
- Vetstofwisseling (ook emulgeren van vetten)
- Eiwitstofwisseling
- Ontgiften van het bloed

Slide 5 - Diapositive

5.4   De nieren

Slide 6 - Diapositive

De leerdoelen

Je kunt de bouw, werking en functies van de nieren en de urinewegen beschrijven.

Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de nieren. 

Slide 7 - Diapositive

Bouw van de nier
  • Nierschors, niermerg, nierbekken 
  • nierslagader en nierader
  • urineleider
  • 1 miljoen niereenheden (nefronen)

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 10 - Question de remorquage


A
Nierbekken
B
Niermerg
C
Nierschors
D
Urineleider

Slide 11 - Quiz


A
Nierbekken
B
Nierschors
C
Niermerg

Slide 12 - Quiz

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 13 - Quiz

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 14 - Diapositive

Niereenheid = nefron

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Kapsel van Bowman + glomerulus = lichaampje van Malpighi

Slide 17 - Diapositive

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 18 - Diapositive

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmosewaarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmosewaarde daalt)

Slide 19 - Diapositive

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus
- Lis van Henle
- Verzamelbuis

Vergelijk BINAS 85C

Slide 20 - Diapositive

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 21 - Diapositive

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurine

Na terugresorptie blijft er maar 0,5% voorurine over: 1 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
5.4 De nieren
opdr 27, 28 en 29

Over 10 minuten gaan we verder.

timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Bekijk ook BINAS 85B en C, stoffen in bloedplasma worden vergeleken met stoffen in de voorurine en urine. Bloeccellen en grote moleculen zoals eiwitten zitten niet in de voorurine, wel verschillende ionen, ureum en glucose.

Slide 24 - Diapositive

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle --> Hart




Slide 25 - Diapositive

Antidiuretisch hormoon (ADH)
(haalt water uit je voorurine)
diuretisch = urine vormend. ADH zorgt er dus voor dat je minder urine uitscheidt omdat er meer water uit je voorurine wordt geresorbeerd. (snap je?)

ADH wordt opgeslagen in de hypofyse en kan daar worden vrijgegeven aan het bloed.
De osmotische waarde wordt waargenomen door de zintuigcellen in de hypothalamus. Wanneer de normwaarde wordt overschreden wordt meer of minder ADH uitgescheiden door de hypofyse.

Slide 26 - Diapositive

Het bereiken van homeostase. Hoe werkt ADH?

Slide 27 - Diapositive

ADH -> waterhuishouding

- Wat moet er op peil blijven?
ADH --> doorlaatbaarheid van de celmembranen van de nierbuisjes en verzamelbuisjes neemt toe (BINAS 89A).
Meer water wordt onttrokken (terugresorptie) aan de voorurine, als je bijvoorbeeld lang niet gedronken hebt. Zo wordt voorkomen dat je uitdroogt. 

Slide 28 - Diapositive

Waarom krijg je van alcohol dorst?

Dat komt doordat alcohol de productie van het zogeheten ‘antidiuretisch hormoon’ (ADH) onderdrukt. Dat hormoon zorgt ervoor dat je nieren water uit je plas terughaalt, voordat het je lichaam verlaat. Wordt ADH onderdrukt, dan gebeurt dat niet. Je gaat meer urine produceren. Je raakt dan meer water kwijt, met dorst als gevolg.

Slide 29 - Diapositive

Je drinkt erg weinig. Wat gebeurt de ADH concentratie? En de terugresorptie van water?
A
ADH neemt toe, terugresorptie toe
B
ADH neemt af, terugresorptie toe
C
ADH neemt toe, terugresorptie af
D
ADH neemt af, terugresorptie af

Slide 30 - Quiz

In welk gedeelte van een nefron (niereenheid) wordt ervoor gezorgd dat een mens zo veel mogelijk water uit de voorurine terugresorbeerde, zodat hij slechts kleine hoeveelheden urine produceerde?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In het nierbuisje
D
In de glomerulus

Slide 31 - Quiz

Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Stap 7:
Sensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde (te weinig water in bloed).

De hypothalamus wordt hierdoor gestimuleerd om ADH te maken en via hypofyse uit te scheiden

Via de hypofyse komt ADH in het bloed.

ADH bereikt de nieren en nieren gaan minder water uitscheiden.

De osmotische waarde van het bloed daalt.

Sensoren in de hypothalamus registeren de lagere osmotische waarde.

De hypothalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.

Slide 32 - Question de remorquage

Slide 33 - Vidéo

5.4     De nieren
Opdracht 27 t/m 31

Slide 34 - Diapositive